werkneemster/Maison De Bonneterie te Amsterdam BV

Werkneemster (42 jaar) is sinds 1998 in dienst van De Bonneterie in de functie van coupeuse. Per 1 mei 2011 is de arbeidsovereenkomst door De Bonneterie opgezegd wegens bedrijfseconomische redenen. Vanaf 4 december 2010 is werkneemster vrijgesteld van werkzaamheden voor De Bonneterie. Thans vordert werkneemster schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Zij beroept zich op het gevolgencriterium.  

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster maakt in de dagvaarding nadrukkelijk melding van haar twee banen per 1 mei 2010, doch niet van het tijdens de periode van non-actiefstelling bij De Bonneterie gedurende drie maanden hebben verricht van werkzaamheden als coupeuse voor een vlaggenfabriek tegen een salaris van € 2.100 bruto per maand. Werkneemster heeft dit pas bij conclusie van repliek bevestigd. Deze handelwijze van werkneemster is in strijd met art. 21 Rv.

Dat De Bonneterie bedrijfseconomische redenen had om onder andere het atelier te sluiten, is voldoende komen vast te staan. De Bonneterie heeft aangevoerd dat het gedurende vijf maanden zijn vrijgesteld van werkzaamheden teneinde ander werk te kunnen zoeken, als een vorm van compensatie dient te worden aangemerkt. Werkneemster heeft dat in zekere zin erkend, door van de door haar als redelijk geachte vergoeding van dertien maanden vijf maanden in mindering te brengen. Zo beschouwd dient het door werkneemster gedurende drie maanden hebben verdiend van een dubbel salaris ook als een vorm van compensatie te worden beschouwd. Voorts heeft De Bonneterie aan werkneemster aangeboden het coupeusewerk als zelfstandige te mogen gaan verrichten. Werkneemster heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt. De Bonneterie heeft door aldus te handelen niet in strijd met het goed werkgeverschap gehandeld. Het is voldoende aannemelijk dat voor De Bonneterie de middelen ontbreken een verdergaande tegemoetkoming te betalen. Volgt afwijzing van de vorderingen.