Rechtspraak
werknemer/Linde Vouwkartonnage BV
Werknemer is in 1995 in dienst getreden van Linde in de functie van Manager Financiën en Organisatie. De kantonrechter Enschede heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden. Linde heeft de toegekende ontbindingsvergoeding van € 150.000 betaald. Thans vordert werknemer betaling van de contractuele vergoeding van € 62.804.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft in de ontbindingsprocedure de ontslagvergoeding vastgesteld op € 213.000. Omdat in de ontbindingsprocedure gewezen werd op het bestaan van een contractuele afvloeiingsregeling, was de kantonrechter, op grond van de ‘Baijings-jurisprudentie’ van de Hoge Raad, gehouden deze regeling in haar overwegingen over de ontbindingsvergoeding te betrekken. Daarbij moest en is zij ervan uitgegaan dat de regeling door de werkgever zou worden nagekomen, tenzij het tegendeel aannemelijk werd gemaakt. Linde heeft zich in de ontbindingsprocedure zelfs uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat werknemer gebonden is aan de contractuele ontbindingsvergoeding. Het standpunt van Linde komt er in beide procedures op neer dat zij het niet eens is met een dubbele, aan werknemer toe te kennen ontbindingsvergoeding. De kantonrechter heeft over dat standpunt in de ontbindingsbeschikking geoordeeld en beslist dat naast die contractuele vergoeding werknemer nog een bedrag van € 150.000 toekomt. Iedere heroverweging door een andere rechter van de door Linde aangevoerde argumenten zou een verkapte appèlbehandeling inhouden, hetgeen in strijd is met het appèlverbod van artikel 7:685 lid 11 BW. Volgt toewijzing van de vordering.