werknemer/Stubbe Specialistische Reinigingsdiensten BV c.s.

Vier werknemers hebben tot 1 januari 2011 schoonmaakwerkzaamheden voor CSU verricht op steeds dezelfde projecten. CSU heeft deze projecten overgedragen aan Reico. De werknemers zijn in dienst gekomen van Reico. Per september 2011 heeft Reico het contract met CSU opgezegd en zich op het standpunt gesteld dat de werknemers zijn teruggegaan naar CSU. In september 2011 is tussen CSU en Stubbe een ‘intentieovereenkomst’ gesloten. Stubbe heeft aan drie werknemers een arbeidsovereenkomst voor 9,5 uur per week aangeboden (voorheen werkten zij 32 en 38 uur). Aan de vierde werknemer is geen arbeidsovereenkomst aangeboden, omdat hij meer dan zes maanden arbeidsongeschikt is. In geschil is of de werknemers op grond van artikel 7:662 BW e.v. of op grond van de cao van rechtswege in dienst zijn getreden van Stubbe.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De overgedragen glasbewassingsprojecten worden aangemerkt als economische eenheid. Hiermee is aan het vereiste dat sprake moet zijn van een onderneming voldaan. Ten aanzien van het identiteitsbehoud wordt overwogen dat in casu sprake is van een arbeidsintensieve sector. Anders dan CSU en Stubbe betogen, is niet bepalend of er geen of weinig materiële of immateriële activa worden overgenomen en treft het beroep ter zake op het Rygaard-arrest geen doel. Stubbe heeft kennelijk de bedoeling gehad om de van CSU overgenomen projecten voornamelijk door ‘eigen mensen’ te laten uitvoeren. Geoordeeld wordt dat sprake is van identiteitsbehoud en dat tussen CSU en Stubbe een overeenkomst is gesloten. Er is derhalve sprake van een overgang van onderneming, als gevolg waarvan de werknemers op dezelfde voorwaarden als bij CSU in dienst zijn gekomen van Stubbe. Ook de arbeidsongeschikte werknemer is mee overgegaan. Hij was weliswaar arbeidsongeschikt maar er bleef, anders dan bij schorsing of ontslag, voor het tijdstip van de overdracht enig uitzicht op terugkeer in zijn oude functie bestaan.