Naar boven ↑

Rechtspraak

Homer/Chief Constable of West Yorkshire Police, EELC 2012/26
Internationaal overig, 25 april 2012

Homer/Chief Constable of West Yorkshire Police, EELC 2012/26

EELC 2012/26. Afwijzing sollicitatie voor functie waarvoor een ‘law degree’ is vereist, leidt tot indirect onderscheid van oudere werknemers die vanwege hun leeftijd niet in staat zijn de vereiste diploma's op tijd te halen. Maatmandiscussie

De heer Homer was als juridisch adviseur in dienst van de Police National Legal Database (PNLD). Hij had geen law degree maar was in deze functie benoemd op grond van zijn ervaring en het slagen voor verschillende politie-examens. In 2005 introduceerde de PNLD een nieuwe, hogere functie waarvoor een law degree een vereiste was. Homer solliciteerde naar de nieuwe functie maar werd tot twee keer toe afgewezen vanwege het gemis van een law degree. Ondertussen was hij 62, nog maar drie jaar verwijderd van zijn pensioen. Terwijl Homers (interne) beroep tegen zijn afwijzing voor de nieuwe functie liep implementeerde het Verenigd Koninkrijk Richtlijn 2000/78, onder andere in de vorm van de Employment Equality (Age) Regulations 2006. Met een beroep op deze wet maakte Homer de onderhavige procedure aanhangig. Hij stelde dat hij ongelijk werd behandeld, niet op de grond dat ouderen gemiddeld minder vaak dan jongeren geen law degree bezitten, maar met het argument dat een functie waarvoor men enkele jaren moet studeren om ervoor in aanmerking te komen (in zijn geval zou een deeltijdopleiding om een law degree te behalen vier jaar, dus tot zijn 66e jaar, duren) werknemers die dicht bij hun pensioendatum zitten benadeelt.

In eerste aanleg kreeg Homer gelijk. Het Employment Tribunal vond dat werknemers met een leeftijd tussen 60 en 65 indirect op grond van leeftijd werden benadeeld en dat de weigering van de PNLD om voor Homer een uitzondering te maken niet noodzakelijk was. In hoger beroep redeneerde het Employment Appeal Tribunal dat het nadeel dat Homer ondervond zijn nabijheid tot zijn pensioenleeftijd was, maar dat dit nadeel, hoewel veroorzaakt door zijn leeftijd, geen gelijke behandeling inhield. Immers, een ieder die overweegt binnen enkele jaren te vertrekken ondervindt hetzelfde nadeel. De maatman is dus niet een jongere in dezelfde omstandigheden maar iedere andere werknemer die binnen afzienbare tijd de dienst zal (c.q. overweegt te) verlaten. In nader hoger beroep oordeelde de Court of Appeal in gelijke zin. Homer ging in beroep bij de Supreme Court. Dit college bestreed de redenering dat (verplichte) pensionering gelijk moet worden gesteld aan vertrek om een reden die niets met leeftijd te maken heeft. Het was duidelijk, aldus de Supreme Court, dat het nadeel dat Homer in vergelijking met anderen ondervond met niets anders dan zijn leeftijd te maken had. Er was dus wel degelijk sprake van indirect leeftijdsonderscheid. Vervolgens toetste de Supreme Court aan de vereisten voor objectieve rechtvaardiging, hetgeen leidde tot terugverwijzing naar het Employment Tribunal. De uitspraak is niet zonder kritiek ontvangen.

  • Instantie: Internationaal overig
  • Datum uitspraak: 25-04-2012
  • Roepnaam: Homer/Chief Constable of West Yorkshire Police, EELC 2012/26
  • Nummer: AR-2012-0902
  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL)
  • Trefwoorden: Supreme Court (VK), gelijke behandeling, leeftijd, maatman, objectieve rechtvaardiging en indirect onderscheid