Naar boven ↑

Rechtspraak

De Verenigde Staten van Amerika/Nolan
Hof van Justitie van de Europese Unie, 18 oktober 2012

De Verenigde Staten van Amerika/Nolan

Burgerpersoneel van een Amerikaanse militaire basis gevestigd in het Verenigd Koninkrijk valt niet onder de werkingssfeer van de Richtlijn melding collectief ontslag, omdat overheidspersoneel is uitgesloten en in casu de interne markt niet in geding is. Hof van Justitie niet bevoegd alsnog tot richtlijnconforme uitlegging over te gaan, aangezien de richtlijn in het nationale recht niet rechtstreeks en onvoorwaardelijk ook van toepassing is op overheidspersoneel

De onderhavige zaak behelst een geding tussen de Verenigde Staten van Amerika en C. Nolan, een lid van het burgerpersoneel van een Amerikaanse militaire basis (RSA) in het Verenigd Koninkrijk, over de verplichting het personeel overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk tot uitvoering van Richtlijn 98/59 (melding collectief ontslag) te raadplegen voordat tot ontslagen wordt overgegaan. Het personeel van RSA werd vertegenwoordigd door de Local National Executive Council. Nadat in maart 2006 bekend was geworden dat de RSA zou worden gesloten, heeft de Verenigde Staten het Verenigd Koninkrijk op 9 mei 2006 in kennis gesteld van de ontslagen per 30 september 2006. In juni 2006 is de Local National Executive Council geconsulteerd. Later diezelfde maand zijn de ontslagbrieven verzonden. Nolan stelt zich op het standpunt dat de Verenidgde Staten aansprakelijk zijn omdat zij personeelsvertegenwoordigers niet hadden geraadpleegd. In eerste aanleg heeft Nolan gelijk gekregen. Tegen dit oordeel is de Verenigde Staten in hoger beroep gegaan. De rechter in hoger beroep legt aan het Hof van Justitie de vraag voor vanaf welk moment sprake is van een ‘collectief ontslag’. Het Hof van Justitie stelt zich evenwel de voorvraag of de onderhavige materie wel onder de reikwijdte van de Richtlijn 98/59 valt.

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. Voor een uitspraak over de vraag of een ontslag als in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een einde wordt gemaakt aan een arbeidsverhouding tussen een staatsburger van een lidstaat en een derde staat ten gevolge van de sluiting van een militaire basis van deze derde staat op het grondgebied van deze lidstaat, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 98/59 valt, moet in de eerste plaats artikel 1 lid 2 sub b van deze richtlijn worden uitgelegd. Krachtens deze bepaling, die voorziet in een geval van uitsluiting van de werkingssfeer van Richtlijn 98/59, is deze richtlijn niet van toepassing op werknemers bij de overheid of bij plaatselijke eenheden van publiekrechtelijke aard of, in lidstaten die dit begrip niet kennen, bij gelijkwaardige lichamen. Aangezien strijdkrachten deel uitmaken van een overheid of een gelijkwaardig lichaam, volgt uit artikel 1 lid 2 sub b van Richtlijn 98/59 duidelijk dat het burgerpersoneel van een militaire basis onder de in deze bepaling bedoelde uitsluiting valt. Het Hof voegt daar – onder verwijzing naar wetsgeschiedenis – aan toe, dat Richtlijn 98/59 met name beoogt bescherming te bieden voor werknemers bij interne marktwerking. In casu is daar geen sprake van (de VS maken geen onderdeel uit van de interne markt, ook al heeft het ontslag gevolgen voor de burgerwerknemers in het VK). Desalniettemin wijst het Hof erop dat Nolan niet valt onder de werkingssfeer van artikel 1 richtlijn. De enkele omstandigheid dat het gaat om een een derde staat, maakt niet uit. Toepassing van unieregels omdat de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk dat toestaat wegens insluiting van overheidspersoneel op grond van artikel 188 van de Wet van 1992, faalt. De unierechter is daartoe enkel bevoegd als kan worden geoordeeld dat de in de prejudiciële vraag aangehaalde bepalingen van Richtlijn 98/59 als dusdanig door het nationale recht op rechtstreekse en onvoorwaardelijke wijze toepasselijk zijn gemaakt op een situatie als die in het hoofdgeding. Dat is niet geval, zodat het Hof zich onbevoegd moet verklaren.