Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 28 september 2012
ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2662
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is in 2010 voor bepaalde tijd in dienst getreden als advocaat-stagiair. Werkneemster heeft zich op 5 januari 2012 ziek gemeld, nadat haar patroon had aangegeven niet meer haar patroon te willen zijn. De bedrijfsarts acht werkneemster per 5 februari 2012 arbeidsgeschikt. Een ingezet mediationtraject is op 9 maart 2012 door de mediator beƫindigd, omdat geen overeenstemming kon worden bereikt over de deelnemers aan het gezamenlijk gesprek. Werkneemster is dezelfde dag op staande voet ontslagen wegens werkweigering zonder goede medische reden en het weigeren deel te nemen aan het mediationgesprek. Werkneemster vordert gefixeerde schadevergoeding en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de ontslagbrief is niet duidelijk of werkgever bedoeld heeft de twee genoemde redenen als zelfstandige dringende redenen aan het ontslag ten grondslag te leggen, of cumulatief. Alleen al om die reden is niet voldaan aan het vereiste van een ondubbelzinnige mededeling. De eerste intakegesprekken voor het mediationtraject hebben op 14 februari 2012 plaatsgevonden, zodat van stelselmatige werkweigering geen sprake is. Bovendien had het op de weg van werkgever gelegen, indien er al verschil van mening bestond tussen partijen over de vraag of werkneemster haar werkzaamheden kon hervatten, om eerst de minder vergaande sanctie van een loonopschorting toe te passen. Niet gebleken is dat het niet voortzetten van de mediation door de mediator gerelateerd is aan de opstelling van werkneemster. Ook deze reden kan derhalve noch afzonderlijk, noch samen met de gestelde werkweigering, het ontslag op staande voet dragen. De gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag wordt toegewezen. Ten aanzien van de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag dient het oordeel in de bodemprocedure te worden afgewacht.