Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 2010 in dienst als afdelingsmanager slagerij bij een supermarkt. Werknemer is op staande voet ontslagen, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleuze handelingen. Werknemer heeft de administratie van de slagerijafdeling vervalst waardoor de cijfers een veel beter beeld gaven dan de werkelijkheid. Werknemer beroept zich thans op de vernietigbaarheid van het ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat partijen intensief bezig zijn geweest om de (slechte) cijfers van de slagerij te verbeteren. In dat kader hebben er vele gesprekken tussen werknemer en werkgever plaatsgevonden, waarbij alle aspecten van het voeren van een deugdelijke administratie aan de orde zijn gekomen. Werknemer was op de hoogte van de gewenste wijze van balansen, zowel voor de bulkstukken als voor de pakjes. Desondanks heeft hij in de gesprekken met werkgever nimmer gerept over de door hem – afwijkend van de voorgeschreven wijze – gehanteerde wijze van balansen (voor de pakjes). Het had van werknemer mogen worden verwacht dat hij over zijn wijze van balansen op enig moment mededeling aan werkgever had gedaan. Ten onrechte heeft werknemer dit nagelaten. Voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub j en/of k BW. Ook aan de onverwijldheidseis en de gelijktijdige mededeling is voldaan. Volgt afwijzing van de vorderingen.