Rechtspraak
werkgever/werknemerRechtbank Midden-Nederland, 18 oktober 2012
werkgever/werknemer
Werknemer (Australische nationaliteit) is sinds 1998 in dienst van werkgever, een Nederlands bedrijf. Werknemer heeft voor werkgever in Australiƫ en Singapore gewerkt. In november 2004 is een contract gesloten op grond waarvan werknemer werkzaamheden in Nederland zal verrichten. Overeengekomen is dat Nederlands recht van toepassing is. Met betrekking tot de woonplaats van werknemer wordt bepaald dat werknemer van Singapore zal verhuizen naar een plaats in de buurt van Hilversum. Werknemer heeft een huis in Amsterdam gekocht. In 2010 is werknemer voor drie jaar tewerkgesteld in New York. Op aanbeveling van werkgever heeft werknemer het huis in Amsterdam behouden en tijdelijk verhuurd, onder meer vanwege het feit dat werkgever de werknemer niet voldoende housing allowance betaalt om in New York dicht bij zijn werk te wonen. Met de extra inkomsten van werknemer uit de huur kan dat wel. In januari 2012 is werknemer medegedeeld dat zijn functie wegens een reorganisatie komt te vervallen. Werknemer blijft in New York, onder vrijstelling van werk. Thans verzoekt werkgever ontbinding.
Werknemer voert primair aan dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren, omdat de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht heeft. Hij heeft geen woonplaats op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie en heeft ook zijn werkzaamheden niet gewoonlijk in Nederland verricht, zodat de EG-Verordening 44/2001 formeel toepassing mist. Dit leidt, aldus werknemer, naar de nationale wetgeving, in casu het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 3 Rv is echter niet van kracht met betrekking tot het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, nu expliciet bepaald is in de memorie van toelichting dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op de zaken waarop de derde titel van Boek 1 Rv van toepassing is, waaronder de onderhavige zaak niet valt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 7:685 lid 3 BW moet een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen worden gedaan aan de ingevolge de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 Rv bevoegde kantonrechter. Op grond van artikel 99 Rv is bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde of bij gebreke daarvan de rechter van zijn werkelijke verblijf. Op grond van artikel 100 Rv is ook bevoegd de rechter van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk werd verricht. Hieruit volgt dat alleen wanneer geoordeeld zou moeten worden dat werknemer gezien de feiten en omstandigheden zijn woonplaats heeft behouden in Amsterdam, de kantonrechter bevoegd is. In dit verband is met name van belang of werknemer ingeschreven is gebleven te Amsterdam. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.