Rechtspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 30 oktober 2012
ECLI:NL:OGEAA:2012:BY4627
werknemer/Stork Wescar Arbuba N.V.
Werknemer is in loondienst geweest bij Stork. Op 27 april 2009 is hij op staande voet ontslagen. De arbeidsovereenkomst werd bij beschikking van 26 november 2009 ontbonden met ingang 1 december 2009. Bij beschikking van 7 januari 2010 is het ontslag nietig verklaard wegens het ontbreken van een dringende reden. Werknemer heeft een verklaring voor recht gevorderd dat hij nog recht heeft op uitbetaling van 25 vakantiedagen conform artikel 10 van de Vakantieverordening inclusief vertragingsrente. Ongeveer tien van deze dagen vloeien voort uit de periode tussen ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Stork heeft daarop aangevoerd dat werknemer in de periode dat hij thuis zat tot aan de ontbinding geen vakantiedagen opbouwde, omdat vakantiedagen, blijkens de memorie van toelichting bij de Vakantieverordening, worden toegekend ‘om de arbeider in staat te stellen in physiek en psychisch opzicht te laten herstellen van werk’. Omdat hij niet heeft gewerkt, heeft hij ook geen recht op de vakantiedagen, aldus Stork.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt als volgt. Anders dan Stork kennelijk voorstaat geeft de Vakantieverordening een limitatieve opsomming van situaties waarin de aanspraak op vakantie vervalt. De onderhavige situatie, waarin werknemer thuis zat omdat hij, naar later is vastgesteld, was ontslagen op staande voet zonder dat daar een dringende reden voor was, valt niet onder die limitatieve opsomming. Dit brengt mee dat werknemer ook in de periode dat hij thuis zat tot het moment van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te weten 1 december 2009, vakantiedagen opbouwde. De wettelijke rente en vertragingsrente is ook verschuldigd, maar pas vanaf datum ontbinding.