Rechtspraak
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is sinds 2008 in dienst als helpende. Op 27 december 2011 heeft werkneemster zich ziek gemeld als gevolg van oogklachten. Na de ziekmelding hebben zich diverse incidenten voorgedaan. Werkgeefster stelt dat werkneemster bij voortduring heeft geweigerd om aan alle redelijke voorschriften van werkgeefster inzake haar re-integratie te voldoen, ondanks het feit dat werkgeefster haar vijf officiële waarschuwingen heeft gegeven en een reeks van gesprekken met werkneemster heeft gevoerd. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding, primair wegens een dringende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Omdat werkneemster niet volledig arbeidsongeschikt is, geldt het opzegverbod tijdens ziekte nog. Dit verbod wordt echter doorbroken indien sprake is van een dringende reden of ten onrechte passende arbeid wordt geweigerd (artikel 7:670b BW). In dit kader is van belang dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het enkele niet-naleven van controlevoorschriften nog niet de conclusie wettigt dat sprake is van een dringende reden en ontslag gerechtvaardigd is (HR 8 oktober 2004, JAR 2004/259, Vixia/Gerrits en HR 24 december 2004, JAR 2005/50, L’Kadi/Albert Heijn).
Werkneemster had de bedrijfsarts inzicht moeten geven in de haar voorgeschreven medicijnen, zodat kon worden vastgesteld of zij in de periode van 27 december 2011 tot 31 januari 2012 arbeidsongeschikt was. Van 31 januari 2012 tot 16 juli 2012 was werkneemster volledig arbeidsongeschikt. Vanaf 16 juli tot 16 augustus 2012 is werkneemster niet haar re-integratieverplichtingen nagekomen. Anderzijds moet worden vastgesteld dat ook werkgeefster steken heeft laten vallen. In de onderhavige situatie is sprake van een werkneemster met reële oogklachten. Deze oogklachten waren kennelijk zo ernstig dat zij aan beide ogen geopereerd diende te worden en in ieder geval tot aan 16 augustus 2012 niet alleen over straat kon. Werkgeefster heeft daar onvoldoende rekening mee gehouden. Zij heeft werkneemster ook in deze periode een veelvoud aan brieven gestuurd waarin werkneemster wordt aangesproken op haar gedrag en wordt opgeroepen op zeer korte termijn te verschijnen. Geoordeeld wordt dat van een dringende reden geen sprake is. Voorstelbaar is dat de gang van zaken ertoe heeft geleid dat de verhouding tussen partijen enigszins vertroebeld is geraakt, maar dit is niet van zodanige aard dat thans een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte is gerechtvaardigd. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.