Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Coöperatieve Rabobank Alkmaar e.o.
Rechtbank Noord-Holland, 21 november 2012
ECLI:NL:RBALK:2012:BY6492

werknemer/Coöperatieve Rabobank Alkmaar e.o.

Ontslag langdurig arbeidsongeschikte senior accountmanager Rabobank na dienstverband 36 jaar niet kennelijk onredelijk. Het is in beginsel niet de taak van de kantonrechter, maar die van het UWV om de re-integratieactiviteiten te toetsen. Geen loonsanctie. Werknemer dient zelf verkorte wachttijd voor WIA-uitkering aan te vragen

Werknemer is sinds 1975 in dienst van Rabobank, laatstelijk als senior accountmanager. In 2009 heeft werknemer een zwaar epileptisch insult gekregen, als gevolg waarvan hij blijvend hersenletsel heeft opgelopen. Hij is niet meer in staat geweest werkzaamheden te verrichten. In april 2011 is aan werknemer een IVA-uitkering toegekend. Na verkregen toestemming heeft Rabobank de arbeidsovereenkomst tegen 1 januari 2012 opgezegd. Thans stelt werknemer dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Hij voert aan dat Rabobank re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat Rabobank heeft verzuimd een verkorte wachttijd voor de Wet WIA aan te vragen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet is komen vast te staan dat de Rabobank in gebreke is geweest met de op haar als werkgever rustende verplichtingen in het re-integratietraject van werknemer. Het UWV heeft namelijk bij de WIA-aanvraag geen aanleiding gezien een loonsanctie op te leggen. Werknemer is niet in bezwaar gegaan tegen deze beslissing van het UWV, zodat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Het is in beginsel niet de taak van de kantonrechter maar die van het UWV om de re-integratieactiviteiten te toetsen. Niet in geschil is dat reële mogelijkheden op een succesvolle re-integratie binnen afzienbare tijd voor werknemer ten tijde van de opzegging door de Rabobank ontbraken. Gelet daarop is de Rabobank, na twee jaar ziekteverzuim van werknemer, na verkregen toestemming van het UWV op zich op goede gronden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst overgegaan. Uit artikel 23 lid 6 Wet WIA kan worden afgeleid dat het aan werknemer en niet aan de Rabobank is geweest om zich tijdig tot het UWV te wenden teneinde de in dat artikellid bedoelde verkorte wachttijd aan te vragen. Het verwijt dat de Rabobank geen dergelijk verzoek heeft gedaan is hierom ongegrond. Volgt afwijzing van de vorderingen.