Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer vordert in dit geding, kort gezegd, veroordeling van werkgever tot vergoeding van de schade die werknemer heeft geleden doordat de toename van zijn arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2002 niet gedekt bleek onder zijn WAO-gatverzekering, noch bij NN, noch bij SMT. Werknemer legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat werkgever toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, althans onrechtmatig heeft gehandeld, bij de overgang van NN naar SMT, door niet te zorgen voor een goede aansluiting van de dekking van beide verzekeringen ten aanzien van werknemer. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer (grotendeels) toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat de wijzigingen binnen de onderneming van werkgever, en de als gevolg daarvan opgetreden wijziging van de toepasselijke cao met de daaruit voortvloeiende (verplichte) overgang van de WAO-gatverzekering, omstandigheden zijn die volledig binnen de risicosfeer van werkgever liggen. Werknemer staat hierbuiten en heeft hierop dan ook geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat op werkgever de verplichting rustte om zich deugdelijk te (laten) informeren over de vraag of de overgang naar een andere WAO-gatverzekering nog consequenties had of kon hebben voor haar werknemers, met name voor de werknemers die op dat moment al een uitkering op grond van de (oude) WAO-gatverzekering ontvingen zoals werknemer. Werkgever had er in elk geval niet zonder meer vanuit mogen gaan dat, nu het ging om een soortgelijke verzekering met een gelijkwaardige dekking, er dus geen overgangsproblemen zouden zijn. Het hof is derhalve met de kantonrechter van oordeel dat werkgever op dit punt een zorgplicht had. Indien werkgever zich deugdelijk had laten informeren, dan was gebleken dat de beide verzekeringen in elk geval in het geval van werknemer niet volledig op elkaar aansloten, en dat werknemer zijn aanspraak op een hogere uitkering bij eventuele toename van zijn arbeidsongeschiktheid zou verliezen. Het verweer van werkgever dat zij niet bedacht hoefde te zijn op een eventuele toename van de arbeidsongeschiktheid van werknemer, wordt verworpen. Werknemer was ten tijde van de overgang van de verzekering, op 1 januari 2002, 45-55% arbeidsongeschikt. Dat dit percentage in de toekomst zou kunnen wijzigen, is naar het oordeel van het hof niet dermate onwaarschijnlijk dat werkgever daarop redelijkerwijs niet bedacht hoefde te zijn. Hetgeen werkgever in dat verband heeft gesteld is daarvoor onvoldoende. Indien en nadat werkgever bekend zou zijn geworden met de – in haar risicosfeer liggende – mogelijke consequenties die de overgang van de verzekering voor werknemer zou hebben, had werkgever werknemer hierover (op zijn minst) moeten informeren. Nu werkgever dit niet heeft gedaan, is het hof met de kantonrechter van oordeel dat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen als bedoeld in artikel 7:611 BW, zodat werkgever aansprakelijk is voor de door werknemer op dit punt geleden schade.