Naar boven ↑

Rechtspraak

Eweida e.a./Verenigd Koninkrijk
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 15 januari 2013

Eweida e.a./Verenigd Koninkrijk

Grondstewardess mag crucifix zichtbaar op uniform dragen. Werkgever mag dragen crucifix verbieden bij verplegend personeel wegens gezondheids- en veiligheidsredenen. Ambtenaren mogen homoseksuelen niet weigeren

Vanaf 1999 werkte mevrouw Eweida parttime als check-in-medewerkster voor de British Airways en was zij verplicht om een uniform te dragen. Het uniformvoorschrift van British Airways vereiste dat vrouwen een hoge halsshirt en een das droegen, zonder zichtbare sieraden. Elk voorwerp dat een personeelslid moest dragen om religieuze redenen moest worden gedekt door het uniform of, indien dit niet mogelijk was, moest vooraf toestemming worden gevraagd. Tot mei 2006 droeg Eweida een klein zilveren kruis op een ketting om haar nek, verborgen onder haar uniform. Als teken van haar verbondenheid met haar christelijk geloof besloot ze toen om het kruis openlijk te dragen. In september 2006 werd ze op non-actief gesteld wegens schending van het uniformvoorschrift. In oktober 2006 werd haar administratief werk zonder de verplichting om een uniform te dragen of contact met klanten te hebben aangeboden, hetgeen zij weigerde. In februari 2007 heeft zij het werk hervat toen in het bedrijf het beleid werd veranderd en het tonen van religieuze symbolen weer was toegestaan.

Chaplin werkte als verpleegkundige in dienst van de Royal Devon en Exeter NHS Foundation Trust van april 1989 tot juli 2010. In juni 2007, toen nieuwe uniformen met V-halzen werden geïntroduceerd in het ziekenhuis, vroeg de manager van Chaplin haar om het kruisbeeld (crucifix) op de ketting om haar nek te verwijderen. Chaplin verzocht goedkeuring de crucifix te blijven dragen, maar dit werd geweigerd omdat het schade zou kunnen toebrengen als een patiënt eraan trok of indien het in contact zou komen met een open wond. In november 2009 werd ze naar een niet-verpleegkundige tijdelijke positie verplaatst, welke functie in juli 2010 is geëindigd.

Ladele and McFarlane zijn beiden ambtenaren en overtuigd christen. Ladele werd bedreigd met ontslag omdat zij een zogenoemde ‘weigerambtenaar’ is (zij weigerde homoseksuele stellen in te schrijven als geregistreerd partner). McFarlane was werkzaam als relatietherapeut, in het bijzonder op het terrein van psychoseksuele therapie, voor een overheidsinstelling. McFarlane werd ontslagen omdat hij stelselmatig weigerde homoseksuelen bij te staan in therapie.

Alle vier de personen klagen bij het EHRM over schending van artikel 9 jo. 14 EVRM.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt als volgt. Het Hof benadrukt dat vrijheid van godsdienst een essentieel onderdeel van de pluralistische en democratische samenleving vormt. Voor wat betreft Eweida en Chaplin constateert het Hof dat sprake is van een inbreuk op artikel 9 EVRM. Ten aanzien van Eweida kan deze inbreuk niet worden gerechtvaardigd. In de belangenafweging tussen enerzijds de wens van de werkgever een zeker ‘corporate image’ na te streven en anderzijds het recht op geloofsuiting van Eweida, is de nationale rechter te gemakkelijk voorbijgegaan aan het feit dat eerder aan andere werknemers toestemming is gegeven een tulband of hijab te dragen. Het bedrijfsimago wordt daardoor kennelijk (ook) niet geschaad, dus waarom dan wel met het dragen van een crucifix. Het feit dat de werkgever later haar beleid heeft gewijzigd, toont aan dat het bedrijfsimago niet werd geschaad door het dragen van een crucifix.

Wat Chaplin betreft, acht het Hof het belang van de werkgever legitiem en proportioneel. De inbreuk op artikel 9 EVRM is in dit geval gerechtvaardigd, omdat de gezondheid van derden in geding is.

Ten aanzien van Ladele en McFarlane oordeelt het Hof dat aan nationale lidstaten een ruime beoordelingsmaatstaf toekomt indien sprake is van een botsing tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en maatregelen die gelijke behandeling (in casu van homoseksuelen) bevorderen. Daarbij merkt het Hof op dat gelijke behandeling op grond van seksuele geaardheid zwaar weegt. In dit verband acht het Hof de afwegingen van de nationale rechters juist en is er geen sprake van een schending van artikel 9 jo. 14 EVRM.

  • Onderwerpen: Godsdienst en Overige
  • Trefwoorden: grondrechten, gelijke behandeling, dragen kruis, crucifix, homoseksualiteit en discriminatie