Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Hoger Onderwijs Nederland/werkneemster
Rechtbank Amsterdam, 14 februari 2013
ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ2760

Stichting Hoger Onderwijs Nederland/werkneemster

Uitleg vaststellingsovereenkomst. Promotieonderzoek dient te worden aangemerkt als betrekking binnen Inholland, als gevolg waarvan werkneemster in dienst blijft

Werkneemster is sinds 2001 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Hogeschool Inholland als docent. Partijen zijn een vaststellingsovereenkomst overeengekomen waarin is bepaald dat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2013 eindigt. Verder is bepaald dat werkneemster het recht  behoudt om binnen Hogeschool Inholland (niet zijnde het Domein CMM) te solliciteren naar een andere functie en dat zij niet zal worden tegengewerkt bij het vinden van een nieuwe werkkring. Indien werkneemster voor 1 maart 2013 intern een betrekking vindt met een urenomvang van 0,8 fte of meer eindigt de arbeidsovereenkomst niet per 1 maart 2013. Werkneemster heeft een aanvraag gedaan voor facilitering van een promotieonderzoek (0,8 fte), hetgeen door het college van bestuur (hierna: CvB) is gehonoreerd. Later is werkneemster bericht dat haar promotieonderzoek niet door kan gaan, omdat werkneemster tot 1 maart 2013 aan de voorwaarde voor de facilitering van promotieonderzoek voldoet en daarna niet meer, tenzij werkneemster voor die datum voor minimaal 0,8 fte een interne functie binnen Inholland zou vinden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Kern van de zaak is de vraag of werkneemster binnen Inholland een nieuwe betrekking heeft gevonden voor 1 maart 2013, met een omvang van (minimaal) 0,8 fte. Deze vraag wordt, gelet op de tekst van de vaststellingsovereenkomst, bevestigend beantwoord. De werkzaamheden in het kader van het promotieonderzoek dienen te worden aangemerkt als ‘betrekking’ binnen Inholland. De enige voorwaarde was dat werkneemster niet binnen CMM zou gaan werken; over de verdere inhoud van de functie of betrekking is niet gesproken. Voor zover Inholland stelt dat werkneemster had moeten meedelen dat de vaststellingsovereenkomst bestond, is voldoende aannemelijk geworden dat werkneemster ervan mocht uitgaan dat het bestaan van de vaststellingsovereenkomst bekend was bij het CvB en/of de promotiecommissie. Zij had immers niet alleen goedkeuring van de lectoren en de domeindirecteur, maar eveneens van HRM. Volgt toewijzing van de loonvordering per 1 maart 2013. Bovendien dient werkneemster te worden toegelaten tot de werkzaamheden zoals omschreven in het promotieplan.