Rechtspraak
werknemer/Stichting Hogeschool RotterdamRechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 september 2012
werknemer/Stichting Hogeschool Rotterdam
Werknemer is als docent in dienst van de Stichting Hogeschool Rotterdam. In 2011 is een conflict ontstaan over urendeclaraties. In december 2011 is werknemer schriftelijk berispt voor het sturen van een mailwisseling naar collega’s, waarin werknemer zich negatief en beschadigend over een leidinggevende en diverse collega’s zou hebben uitgelaten. Aangegeven is dat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd als werknemer dit negatieve gedrag voortzet. Tijdens een gesprek op 17 februari 2012, waarbij ook de gemachtigden aanwezig waren, is werknemer ontslag aangezegd. Op 6 maart 2012 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 29 maart 2012 is de arbeidsovereenkomst wegens een zwaar verstoorde arbeidsrelatie opgezegd. Op 17 april 2012 is werknemer toegetreden tot de medezeggenschapsraad. Thans beroept werknemer zich op de vernietigbaarheid van de opzegging. Volgens werknemer zijn de opzegverboden tijdens ziekte en lidmaatschap van de medezeggenschapsraad van toepassing.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van schending van het opzegverbod tijdens het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad is geen sprake, nu de aan werknemer gemaakte verwijten hiermee op geen enkele wijze samenhangen. Voordat werknemer zich op 6 maart 2012 heeft ziek gemeld, was hij reeds op de hoogte van het voornemen van Hogeschool Rotterdam om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Overeenkomstige toepassing van artikel 7:670 lid 1 sub b BW brengt mee dat het opzegverbod tijdens ziekte toepassing mist. Voldoende aannemelijk is geworden dat Hogeschool Rotterdam tijdens het gesprek op 17 februari 2012 heeft uitgesproken de arbeidsrelatie te willen beëindigen. Dit blijkt ook uit de eigen stellingen van werknemer. Volgt afwijzing van de vorderingen.