Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 maart 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4149
Nocado Nederland BV/werknemer
Werknemer heeft op 15 november 2007 een arbeidsovereenkomst getekend op grond waarvan hij per 1 januari 2008 in dienst zou treden van Nocado. Vanaf die datum is werknemer tevens benoemd tot statutair directeur. Vanaf februari 2010 heeft werknemer meermalen en steeds indringender bij de aandeelhouder (GroupInox; een Duits bedrijf) aangedrongen op verbetering en gewaarschuwd voor een dreigend faillissement. Eind 2010 heeft SKS een bod gedaan op Nocado en zich bereid verklaard tot overneming van de werknemers. De aandeelhouder van Nocado heeft hierop niet gereageerd. Daarop heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd. Bij brief van 10 maart 2011 heeft werknemer, op briefpapier van Nocado Nederland B.V., aan zichzelf geschreven: ‘Uw opzegging d.d. 8 maart 2011 heb ik in goede orde ontvangen. Deze opzegging wordt als zodanig aanvaard, alsmede ook de hierin genoemde gronden. Hierbij verklaar ik, in mijn hoedanigheid van directeur van Nocado Nederland B.V. dat u bent ontheven van uw concurrentiebeding zoals dit is opgenomen in uw arbeidsovereenkomst met Nocado Nederland B.V. onder paragraaf 8 en dat het u vrij staat bij derden in dienst te treden. (…)’ De rechtbank heeft geoordeeld dat werknemer zichzelf rechtsgeldig heeft ontheven van het concurrentiebeding. Tegen dit oordeel keert Nocado zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Artikel 16 lid 5 van de statuten van Nocado bepaalt dat de arbeidsvoorwaarden van de bestuurder door de AVA – in concreto dus door de enig aandeelhouder GroupInox – worden vastgesteld. Het concurrentiebeding is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst van werknemer als bestuurder, die hij destijds met de aandeelhouder gesloten heeft en is onmiskenbaar een arbeidsvoorwaarde in de zin van artikel 16 lid 5 van de statuten. De mogelijkheid om ontheffing te verlenen (‘Die Gesellschaft kann durch schriftliche Erklärung (…) des nachvertraglichen Wettbewerbsverbote verzichten’) komt dan ook toe aan GroupInox als AVA, en niet aan werknemer als enig bestuurder. In zijn brief van 1 februari 2011 aan GroupInox geeft werknemer ook zelf aan het zo begrepen te hebben. Hij vraagt daar immers vrijstelling aan de aandeelhouder. Het door werknemer genomen onthefftingsbesluit van 10 maart 2011 ten aanzien van hemzelf is dan ook in strijd met de statuten genomen en daarmee nietig gelet op het bepaalde in artikel 2:14 lid 1 BW. Van een wettelijke uitzondering op die nietigheid is niet gebleken. Anders dan werknemer heeft gesteld, blijkt uit niets dat de AVA de bevoegdheid om werknemer uit zijn concurrentiebeding te ontslaan heeft gedelegeerd aan werknemer zelf.
Volgens werknemer is niet aan de schriftelijkheidseis voldaan omdat het concurrentiebeding in het Duits is gesteld en hij die taal onvoldoende beheerst. Het hof verwerpt dit argument, daar aan de formele eis van geschrift is voldaan en werknemer voldoende tijd had zich eventueel bij te laten staan. Overigens acht het hof het niet aannemelijk dat werknemer de Duitse taal niet machtig is, gezien het feit dat hij werkzaam is voor een dochter van een Duits bedrijf. Mede gelet op de omstandigheid dat Nocado sedert juli 2011 de deuren feitelijk gesloten heeft, is het hof van oordeel dat het belang van werknemer om elders, bij SKS, een nieuw start te maken onbillijk wordt getroffen wanneer Nocado vasthoudt aan het postcontractueel non-concurrentiebeding. Volgt gehele vernietiging van het concurrentiebeding.