Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/GSH Europe B.V.
Rechtbank Rotterdam, 11 april 2013
ECLI:NL:RBROT:2013:BZ7946

werknemer/GSH Europe B.V.

Ontslag (statutair) directeur. Rechtsgeldig vennootschapsrechtelijk ontslag. Arbeidsrechtelijk ontslag is onregelmatig

Werknemer is sinds 2010 in dienst van GSH Europe in de functie van directeur. Bij brief van 9 januari 2013 heeft hij een uitnodiging ontvangen voor de algemene vergadering van aandeelhouders van GSH Europe op 22 januari 2013 met als agendapunt het voorgenomen ontslag van hem als bestuurder en werknemer van GSH Europe. Dezelfde dag is hem meegedeeld dat hij op non-actief werd gesteld. De advocaat van werknemer heeft verzocht de vergadering te verzetten. GSH Europe heeft meegedeeld dat de vergadering vanwege reis- en werkverplichtingen van de deelnemers niet kon worden verzet en dat werknemer niet het recht had zich op de algemene vergadering van aandeelhouders te laten vergezellen door een advocaat, maar dat rekening zou worden gehouden met een vooraf ontvangen schriftelijk juridisch betoog ten gunste van werknemer. Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders is werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen als bestuurder en als werknemer. Thans stelt werknemer primair dat hij geen statutair bestuurder van GSH Europe was en dat er slechts sprake is van een arbeidsrechtelijke relatie die, behoudens bij ontslag wegens een dringende en onverwijld meegedeelde reden, slechts met toestemming van het UWV kan worden opgezegd.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. In het kader van dit kort geding kan van het ontbreken van een rechtsgeldig benoemingsbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders niet worden uitgegaan. Daarvoor is een verdergaand onderzoek nodig dan waarvoor het kort geding zich leent. Subsidiair beroept werknemer zich op de vernietigbaarheid van het ontslagbesluit en het daaraan voorafgegane besluit tot schorsing. Deze besluiten zijn volgens werknemer in strijd met de redelijkheid en billijkheid genomen omdat hij daaraan voorafgaand niet, althans niet afdoende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord en zijn raadgevende stem uit te brengen. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Werknemer heeft pas een dag voor de vergadering laten weten dat hij verhinderd was de vergadering bij te wonen, zonder een reden van verhindering op te geven. Onder deze omstandigheden kan het feit dat werknemer niet op de vergadering is verschenen en gehoord en dat hij evenmin zijn raadgevende stem heeft uitgebracht, niet aan GSH Europe worden toegerekend. Dat werknemer door het ontbreken van een onderbouwing van het voorgenomen ontslag geen afdoende gelegenheid heeft gehad om zich vooraf van juridische bijstand te voorzien kan – gelet op de beperkingen van het kort geding – niet worden aangenomen, nu door GSH Europe onder overlegging van een – door werknemer bestreden – verklaring is aangevoerd dat in een bespreking met werknemer op 9 januari 2013 de redenen voor de schorsing en het voorgenomen ontslag zijn besproken. Het rechtsgeldig ontslag van werknemer uit de vennootschapsrechtelijke positie bij GSH Europe geldt ook als een opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen in de zin van artikel 7:667 lid 6 BW. Artikel 6 BBA is niet van toepassing op bestuurders van vennootschappen. Wel is sprake van een onregelmatige opzegging, zodat GSH Europe wordt veroordeeld tot betaling van een maandsalaris.