Rechtspraak
OR Baker Hughes Wireline Services c.s./Baker Hughes (Nederland) B.V.Rechtbank Noord-Holland, 8 april 2013
OR Baker Hughes Wireline Services c.s./Baker Hughes (Nederland) B.V.
Baker Hughes maakt deel uit van een internationale onderneming met vestigingen over de hele wereld. De Nederlandse onderneming bestaat uit een verzameling van bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging van en de handel in hulpmiddelen gebruikt bij de winning van olie en gas. Baker Hughes heeft acht locaties in Nederland waar in totaal 300 werknemers werkzaam zijn. Voor drie ondernemingen is een ondernemingsraad (OR) ingesteld, op één locatie een personeelsvertegenwoordiging (PVT) en bij de overige ondernemingen in Nederland zijn geen medezeggenschapsorganen ingesteld. Centrale vraag in het onderhavige geschil is of het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GemOR) als bedoeld in artikel 3 lid 1 WOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen.
Deze vraag wordt door de kantonrechter bevestigend beantwoord. Het instellen van een GemOR is bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR wanneer sprake is van meerdere ondernemingen die zo sterk met elkaar samenhangen naar aard, structuur en management dat de instelling van afzonderlijke ondernemingsraden minder effectief is en/of wanneer sprake is van twee of meer ondernemingen die ieder op zich niet aan de getalsgrens voor het instellen van een OR voldoen maar die tezamen wel de genoemde getalsgrens halen. Zo kan worden bereikt dat binnen een samenhangend verband van ondernemingen ook de werknemers die werkzaam zijn in ondernemingen die te klein zijn voor de instelling van een eigen OR, toch in een OR zijn vertegenwoordigd.
In dit geval staat vast dat ten aanzien van de Nederlandse ondernemingen in elk geval in enige mate sprake is van een gezamenlijk beleid op financieel, operationeel en personeelsniveau. Voorts voldoen vijf van de in Nederland gevestigde ondernemingen van Baker Hughes nu niet aan de getalsgrens voor instelling van een OR. Bovendien loopt van twee van de drie ondernemingsraden de zittingstermijn in de loop van 2013 af, terwijl de betreffende ondernemingen niet meer voldoen aan de getalsgrens, zodat geen nieuwe OR hoeft te worden ingesteld. Weliswaar kan in geval van instelling van een COR vanuit alle ondernemingen een afvaardiging participeren in de COR, echter indien – uiteindelijk – slechts één OR één PVT resteren, hebben de overige ondernemingen feitelijk geen medezeggenschap op hetzelfde niveau als een OR. Ook om die reden is instelling van een GemOR wenselijk. Gelet op het feit dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden waaronder een COR werkbaar zou kunnen zijn, voorts gelet op het feit dat in een substantieel gedeelte van de Nederlandse ondernemingen van Baker Hughes geen medezeggenschap geborgd is en ten slotte de reeds genoemde centrale aansturing in een aantal van de ondernemingen op diverse onderwerpen, acht de kantonrechter de instelling van een GemOR het meest bevorderlijk voor de juiste toepassing van de WOR.