Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Ruitenberg en Oud Stede Broek B.V.
Rechtbank Noord-Holland, 7 januari 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1142

werkneemster/Ruitenberg en Oud Stede Broek B.V.

Opzegging arbeidsovereenkomst hoofd administratie van bouwbedrijf na dienstverband van ruim twintig jaar onder toekenning van een vergoeding van € 7.550 niet kennelijk onredelijk. Slechte financiële situatie staat aan toekennen hogere vergoeding in de weg

Werkneemster is sinds 1991 in dienst van Ruitenberg (een bouwbedrijf), laatstelijk in de functie Hoofd Administratie, Boekhouding en P&O. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Aan werkneemster is een vergoeding van € 7.550 bruto toegekend. Werkneemster stelt dat de opzegging kennelijk onredelijk is en vordert schadevergoeding. Zij beroept zich op het gevolgencriterium.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden geheel in de risicosfeer van de werkgever ligt. Dat geldt hier ook. In dit geval is echter leidend dat de financiële situatie van Ruitenberg zodanig slecht was dat financieel ingrijpen noodzakelijk was. Ruitenberg heeft er vervolgens, naast het treffen van een aantal andere maatregelen, voor gekozen een relevant deel van haar werknemers te laten afvloeien, onder wie werkneemster. De noodzaak daarvan heeft werkneemster onvoldoende betwist. Zij stelt echter dat Ruitenberg haar een ruimere compensatie had moeten bieden. De kantonrechter volgt werkneemster daarin niet. Wat ook zij van de kanttekeningen die werkneemster plaatst bij de door Ruitenberg gebruikte financiële gegevens, voldoende vast is komen te staan dat de financiële situatie bij Ruitenberg dermate nijpend was dat toekenning van een hogere vergoeding dan de minimale vergoeding die nu is aangeboden, het voortbestaan van Ruitenberg ernstig in gevaar zou hebben gebracht. Dit blijkt wel uit het feit dat de schuldeisers van Ruitenberg hebben ingestemd met een crediteurenakkoord waarbij zij hebben afgezien van 75 procent van hun uitstaande vorderingen. Volgt afwijzing van de vordering.