Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 27 juni 2013
ECLI:NL:RBDHA:2013:8797
werknemer/Stichting Unicoz Onderwijsgroep
Werknemer is sinds 2010 in dienst van Unicoz als leraar. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Voortgezet Onderwijs (hierna: CAO-VO) van toepassing. Sinds maart 2012 is werknemer een aantal keer aangesproken op tekortkomingen in zijn functioneren. Op 6 juni 2012 heeft hij een berisping gekregen wegens plichtsverzuim. Op 4 juli 2012 heeft Unicoz werknemer op staande voet ontslagen. Als reden voor het ontslag heeft Unicoz aangegeven - heel kort samengevat - dat werknemer voor diverse leerlingen in meerdere klassen onjuiste cijfers heeft gegeven en ingevoerd in Magister en cijfers voor niet bestaand of gemaakt werk heeft gegeven. Werknemer heeft bij de Commissie van Beroep beroep ingesteld tegen de berisping en het ontslag op staande voet. Beide beroepen zijn gegrond verklaard. De arbeidsovereenkomst is door de Kantonrechter Delft voorwaardelijk ontbonden zonder toekenning van een vergoeding. Thans vordert werknemer primair voor recht te verklaren dat het ontslag van 4 juli 2012 (ver)nietig(d) is. Hij stelt zich onder meer op het standpunt dat Unicoz gebonden is aan de uitspraken van de Commissie van Beroep. Unicoz betwist dit. Onder verwijzing naar jurisprudentie (onder meer het zogenaamde Amghane arrest van de Hoge Raad) voert zij aan, dat wil een uitspraak van de Commissie voor beide partijen gelden als een bindend advies, dat dan vereist is dat van een dergelijke overeenkomst 'ondubbelzinnig' moet blijken. Daarvan is volgens Unicoz geen sprake.
De kantonrechter oordeelt als volgt: het verweer van Unicoz slaagt. De uitspraak van de Commissie dient niet te worden aangemerkt als een bindend advies. De artikelen 51 lid 3 WMO en 19 lid 4 CAO-VO zijn bekostigingsvoorwaarden en geen arbeidsvoorwaarden. Werknemer kan op grond daarvan geen rechten jegens Unicoz ontlenen. De beslissing van Unicoz om werknemer op staande voet te ontslaan, dient derhalve vol getoetst te worden.
De kantonrechter is - overigens evenals de Commissie - van oordeel dat objectief bezien zich in casu een dringende reden voordoet. Unicoz is door de handelwijze van werknemer geraakt in haar kerntaak: het opleiden van leerlingen en de mogelijkheid daarover op een betrouwbare manier verantwoording af te kunnen leggen aan de leerlingen, ouders en de inspectie. Het is daarbij niet relevant of werknemer bij het onjuist invoeren van de cijfers opzettelijk heeft gehandeld, nu Unicoz er immers zonder meer op moet kunnen vertrouwen, dat het invoeren/verwerken en de totstandkoming van de cijfers op een correcte en zorgvuldige wijze geschiedt. Daarvan is echter geen sprake geweest. De kantonrechter is voorts van oordeel - overigens: anders dan de Commissie - dat de aan werknemer verweten gedragingen een subjectieve dringende reden voor Unicoz opleverden. Unicoz heeft als werkgever immers binnen bekwame tijd nadat zij het aan werknemer verweten handelen heeft vastgesteld, werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen. Unicoz achtte de dringende reden dus (subjectief) dringend en zij heeft daarom kennelijk de geldende opzegtermijn niet in acht willen nemen. Afwijzing van de vorderingen volgt.