Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Den Haag, 26 juni 2013
werknemer/werkgever
Werknemer is in dienst geweest als marketing communicatie manager. Op 23 april 2013 is de arbeidsovereenkomst ontbonden. Thans vordert werknemer onder meer betaling van achterstallig loon en vakantiegeld. Over de maanden juni en juli 2012 is het loon niet betaald en ook heeft werknemer geen eindafrekening ontvangen. In reconventie vordert werkgever veroordeling van werknemer tot afgifte van een correct ingevulde loonbelastingverklaring.
De kantonrechter stelt voorop dat betalingsonmacht aan de zijde van de werkgever niet voor risico hoeft te komen van de werknemer. Het achterstallig loon is na dagvaarding al betaald. De gevorderde bedragen aan vakantiegeld (€ 1228,27) en niet genoten vakantiedagen (€ 1914,12) zijn niet gemotiveerd door werkgever weersproken, zodat deze bedragen worden toegewezen. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 10%. Ten aanzien van het verweer van werkgever dat hij geen benzinekosten hoeft te vergoeden, omdat de betreffende bepaling in de arbeidsovereenkomst een ‘kan’-bepaling is, wordt verworpen. Werkgever heeft aan werknemer een auto ter beschikking gesteld en ingevolge de arbeidsovereenkomst bestaat de mogelijkheid dat werkgever benzinekosten vergoedt. In beginsel kon werknemer er dus vanuit gaan dat zijn benzinekosten zouden worden vergoed. Het was aan werkgever om vooraf duidelijk te maken in welke gevallen de benzinekosten niet zouden worden vergoed. Kennelijk heeft hij dat niet gedaan. De benzinekosten over de periode van 5 juni 2012 tot 26 december 2012 worden toegewezen (€ 2403,18). Aangezien werknemer in conventie is gehouden om een getekende loonbelastingverklaring te overleggen, heeft werkgever bij toewijzing van zijn vordering in reconventie geen belang.