Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Rotterdam, 2 augustus 2013
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is 12 november 2012 tot 13 januari 2013 in dienst geweest van werkgeefster als salesmanager. Werkgeefster organiseert kledingverkoop op locatie. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Uit hoofde van het concurrentiebeding is het werkneemster verboden binnen 18 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst concurrerende werkzaamheden te verrichten in dezelfde functie of een concurrerende onderneming op te richten. Werkneemster heeft aangegeven vanwege haar andere baan de home sales niet te kunnen voortzetten. Thans stelt werkgeefster dat werkneemster het concurrentiebeding overtreedt en vordert betaling van verbeurde boetes. Aangevoerd wordt dat werkneemster concurrerende werkzaamheden verricht en een concurrerende onderneming heeft opgericht.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Anders dan werkneemster stelt, is het concurrentiebeding rechtsgeldig overeengekomen. Werkneemster en werkgeefster hebben de overeenkomst met het concurrentiebeding (voor akkoord) getekend. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat werkneemster een concurrerende onderneming heeft opgericht. Met de enkele constatering dat werkneemster bij home sales aanwezig is geweest en dat zij daar, naar eigen zeggen uit liefdadigheid, een vriendin heeft geholpen, is niet zonder meer aannemelijk dat werkneemster is gaan werken in dezelfde functie als bij werkgeefster. De vriendin heeft dienaangaande verklaard dat zij geen personeel in dienst heeft en dat werkneemster voor haar zo nu en dan hand- en spandiensten heeft geleverd zonder enige vergoeding, waarbij werkneemster geen enkele feitelijk ondersteunende salesactiviteiten uitvoerde en zeker geen sales of daarop gelijkende activiteiten die voor haar omzetverhogend hebben gewerkt. Volgt afwijzing van de vordering.