Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 26 april 2013
ECLI:NL:RBDHA:2013:10527
werkneemster/mr. A.P. Ploeger
Tussen werkgever en werkneemster is in geschil of werkneemster gehouden is tot het verrichten van aanwezigheids- en bereikbaarheidsdiensten. Werkneemster heeft de kantonrechter in de hoofdzaak gewraakt. Zij stelt daartoe het volgende. Bij de comparitie van partijen en bij tussenvonnis van 31 januari 2013 is de kantonrechter buiten de omvang van het geding getreden door het verrichten van bereikbaarheids- en aanwezigheidsdiensten in het weekend aan de orde te stellen, terwijl het partijdebat zich beperkte tot het verrichten van bereikbaarheids- en aanwezigheidsdiensten in de avond en nacht. In een akte na tussenvonnis van 14 maart 2013 heeft werkneemster dit aan de orde gesteld. Bij rolbeslissing van 28 maart 2013 heeft de kantonrechter de akte in zijn geheel geweigerd. Dit heeft de bij werkneemster bestaande vrees voor (schijn van) partijdigheid van de kantonrechter verder versterkt.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet komen vast te staan dat de kantonrechter de kwestie van de weekenddiensten buiten partijen om aan de orde heeft gesteld. De concept-zittingsaantekeningen bieden daarvoor geen grondslag en bovendien heeft mr. Kessels (advocaat werkgever) ter zitting van de wrakingskamer laten weten dat zij deze kwestie aan de orde heeft gesteld nadat de comparitie van partijen was geschorst voor overleg. Voor deze lezing bieden de concept-zittingsaantekeningen wél grondslag. Maar zelfs als zou worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van werkneemster, zou dit niet tot toewijzing van het verzoek hebben kunnen leiden, omdat dit een typische klacht is die door het rechtsmiddel van hoger beroep aan de orde kan worden gesteld. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onjuiste of onwelgevallige beslissingen. De rolbeslissing van 28 maart 2013 is voorts een procedurele beslissing en vormt onvoldoende grond voor wraking. Volgt afwijzing van het wrakingsverzoek.