Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Gelderland, 2 augustus 2013
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 1992 in dienst, laatstelijk als Afdelingshoofd Voormontage. Na een anonieme brief te hebben ontvangen, heeft werkgever een onderzoek naar werknemer ingesteld. Werknemer is vervolgens op staande voet ontslagen wegens het in strijd met de gedragsregels doen van privébestellingen, het boeken van deze bestellingen op niet-gerelateerde orders van werkgever en het niet betalen voor een groot aantal privébestellingen. In kort geding is de vordering tot werkhervatting en achterstallig loon afgewezen. De arbeidsovereenkomst is voorwaardelijk ontbonden wegens veranderingen in omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding. Thans beroept werknemer zich op de onregelmatigheid van het ontslag. Voorts stelt hij dat het ontslag kennelijk onredelijk is op grond van het gevolgencriterium. Hij vordert herstel van de dienstbetrekking ex artikel 7:682 BW.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag of het ontslag onregelmatig is, hangt af van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Geoordeeld wordt dat de door Hoffmann aangetroffen e-mails van werknemer niet onrechtmatig zijn verkregen. Wel heeft Hofmann tijdens een verhoor van werknemer ten onrechte verzuimd de reden voor het onderzoek bekend te maken en is werknemer niet gewezen op mogelijke consequenties. Ook is werknemer niet in de gelegenheid gesteld een rechtshulpverlener in te schakelen. Aan het ontslag op staande voet zijn drie redenen ten grondslag gelegd. Niet volstaan kan worden met de beantwoording van de vraag of de ontslaggronden in onderlinge samenhang een dringende reden opleveren, maar ook dient te worden beoordeeld of elk der ontslaggronden een zelfstandige dringende reden oplevert. Dit is niet het geval. Uit de gedragsregels blijkt niet dat het doen van aankopen bij buitenlandse relaties niet is toegestaan. Ten aanzien van het boeken van de bestellingen op niet-gerelateerde orders is werkgever slechts uitgegaan van aannames, zodat dit niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De opzegging is derhalve onregelmatig, zodat de gevorderde gefixeerde schadevergoeding (€ 19.006,27) wordt toegewezen. Het beroep op kennelijk onredelijk ontslag op grond van het gevolgencriterium faalt. Aan de zijde van werknemer wordt de lange duur van het dienstverband en het onzorgvuldige onderzoek door Hofmann meegewogen. Dat de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen niet zijn komen vast te staan, ligt in de risicosfeer van werkgever. De slechte arbeidsmarktpositie is onvoldoende onderbouwd. Aan de zijde van werkgever is van belang dat er voldoende grond was een onderzoek in te stellen en dat werknemer zelf aanleiding heeft gegeven tot het ontstaan van een vertrouwensbreuk door geen boekhouding bij te houden van privébestellingen. De vorderingen op grond van kennelijk onredelijk ontslag worden afgewezen.