Rechtspraak
werkneemster/werkgeefsterRechtbank Den Haag, 2 juli 2013
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is in dienst als verkoopster. Tussen partijen is een arbeidsconflict ontstaan. Werkneemster heeft zich vervolgens ziek gemeld. Een deskundige van het UWV heeft vastgesteld dat werkneemster haar werkzaamheden per 1 november 2012 weer kan verrichten. Een gesprek tussen partijen heeft niet tot oplossing van het conflict geleid. Een door werkgeefster ingediend ontbindingsverzoek is ingetrokken. De door werkneemster ingestelde loonvordering vanaf 29 november 2012 is afgewezen vanwege de betrekkelijk onredelijke opstelling van werkneemster. Op 1 maart 2013 heeft werkneemster haar werkzaamheden hervat in een filiaal in Alphen aan den Rijn. Werkgeefster heeft dezelfde dag kenbaar gemaakt dat werkneemster vanwege haar disfunctioneren niet meer zal worden tewerkgesteld en dat werkneemster in dienst kan blijven zonder loondoorbetaling, waarbij het werkneemster vrij staat de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Thans vordert werkneemster loondoorbetaling vanaf 1 maart 2013.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan werkgeefster stelt, heeft werkneemster wel degelijk een spoedeisend belang bij haar vordering. Na het vonnis waarin de loonvordering van werkneemster is afgewezen, hebben zich nieuwe feiten voorgedaan: werkgeefster heeft het ontbindingsverzoek ingetrokken en aangegeven niet voornemens te zijn werkneemster nog op te roepen. Werkneemster heeft zich uitdrukkelijk beschikbaar gesteld voor arbeid en feitelijk ook op 1 maart 2013 werkzaamheden verricht. Feitelijk is werkneemster op non-actief gesteld. Dit komt op grond van artikel 7:628 BW voor risico van werkgeefster. De voorgeschiedenis en de door werkgeefster gestelde verstoorde arbeidsverhouding is in dat verband naar voorlopig oordeel van de kantonrechter niet (meer) relevant. Volgt toewijzing van de loonvordering.