Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever, EELC 2013/9
Internationaal overig, 22 mei 2012

werknemer/werkgever, EELC 2013/9

Schultz-Hoff verzet zich tegen een vervalbeding van wettelijke vakantiedagen, maar niet tegen een vervalbeding van bovenwettelijke vakantiedagen

Een cao gaf de betrokken (voltijdse) werknemers recht op 30 vakantiedagen per jaar. Dat is 10 méér dan wettelijk verplicht. De cao bepaalde dat vakantiedagen die niet vóór een bepaalde datum in het volgende jaar zijn opgenomen, vervallen. Die datum was 31 maart tenzij de werknemer vanwege ziekte niet in staat was geweest zijn vakantie op te nemen, in welk geval de datum 31 mei was. Aan een werknemer die van juni 2007 tot oktober 2009 door ziekte arbeidsongeschikt was werden bij terugkeer 20 vakantiedagen over 2007 en 20 over 2008 (in totaal dus 40 dagen) toegekend op basis van het arrest Schultz/Hoff dat tijdens zijn afwezigheid was gewezen (HvJ EU 20 januari 2009, zaak C-350/06). Hij meende recht te hebben op 2 x 30 = 60 dagen over de jaren 2007 en 2008 en vorderde toekenning van de ontbrekende 10 + 10 = 20 dagen. Zijn vordering werd in drie instanties afgewezen. Weliswaar was het vervalbeding in de cao ongeldig, maar die ongeldigheid betrof alleen de wettelijke dagen, niet ook de bovenwettelijke dagen. Wel is voor het verval van bovenwettelijke dagen vereist dat het vervalbeding voldoende duidelijk onderscheid maakt tussen wettelijke en bovenwettelijke dagen, maar aan dit vereiste was in dit geval voldaan.

  • Instantie: Internationaal overig
  • Datum uitspraak: 22-05-2012
  • Roepnaam: werknemer/werkgever, EELC 2013/9
  • Nummer: AR-2013-0674
  • Onderwerpen: Vakantie
  • Trefwoorden: Bundesarbeitsgericht (D), vakantieverlof, Schultz-Hoff en vervalbeding