Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Midden-Nederland, 8 april 2013
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 1987 in dienst als metselaar. Sinds mei 2010 is hij arbeidsongeschikt als gevolg van buikklachten. Aan werkgever is tot 27 mei 2013 een loonsanctie opgelegd wegens het verrichten van onvoldoende re-integratie-inspanningen. Vanaf juni 2012 is de loondoorbetaling aan werknemer diverse keren stopgezet vanwege het onvoldoende meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen. Werknemer zou onder meer weigeren te solliciteren. In november 2012 is voor de derde keer een re-integratiebureau ingeschakeld. In december 2012 heeft dit re-integratiebureau te kennen gegeven de activiteiten met werknemer niet te willen voortzetten vanwege de negatieve en agressieve houding van werknemer. Het loon over de periode 6 en 7 2012 en vanaf 1 oktober 2012 is tot op heden niet betaald. Werknemer heeft een loonvordering ingesteld.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In geschil is of werknemer zijn loonaanspraak op grond van artikel 7:629 lid 3 aanhef en sub d BW heeft verloren. Voldoende aannemelijk is dat werknemer aan de voorwaarden van werkgever heeft voldaan en in voldoende mate heeft gesolliciteerd. Het gevorderde loon over periode 6 en 7 2012 wordt toegewezen. Vervolgens dient beoordeeld te worden of werknemer vanaf 1 oktober 2012 voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Werknemer heeft in voldoende mate aan zijn sollicitatieverplichtingen voldaan. Werknemer heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij zich bij twee uitzendbureaus heeft ingeschreven en hij heeft aangetoond dat hij in juli 2012 heeft gesolliciteerd op vacatures van UWV Werkplein. De eis om wekelijks naar UWV Werkplein toe te gaan is geen redelijke eis in de zin van artikel 7:660a BW, nu voldoende aannemelijk is dat het zoeken naar vacatures online geschiedt. Tijdens de gehele re-integratieperiode blijkt met name een probleem te bestaan met de houding van werknemer die vijandig en geagiteerd is. In de eerste plaats ligt het op de weg van werknemer om een actieve houding ten opzichte van zijn eigen re-integratie in te nemen. Voldoende aannemelijk is dat werknemer vanaf 1 oktober 2012 onvoldoende inzet heeft getoond. Omdat werknemer een groot deel van zijn re-integratieverplichtingen is nagekomen en er tussen partijen een patstelling is ontstaan waarin ook werknemer een verwijt treft, wordt geoordeeld dat werknemer vanaf 1 oktober 2012 gedeeltelijk zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Een loonstop van 50% vanaf 1 oktober 2012 is in dit geval gerechtvaardigd.