Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 juli 2013
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is sinds 2003 in dienst als docent. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO HBO van toepassing. Op 29 mei 2013 is zij op staande voet ontslagen, nadat zij een leugen van een van de studenten had ‘gedekt’. De studente, die stage liep bij een grote mediaonderneming, had aan haar leidinggevende op de stageplek laten weten dat zij de betreffende dag, vanwege het inleveren van een opdracht voor school eerder dan te doen gebruikelijk was weg moest. De studente heeft telefonisch contact opgenomen met werkneemster, met het verzoek of zij wilde beamen richting de stagewerkgeefster dat de studente een opdracht diende in te leveren. De studente gaf richting werkneemster aan dat er persoonlijke omstandigheden aan haar verzoek ten grondslag lagen, waarover zij niet in detail wilde treden. De stagewerkgeefster heeft telefonisch contact opgenomen met werkneemster, waarbij werkneemster heeft bevestigd dat de studente een opdracht diende in te leveren. De leugen van de studente is dezelfde dag uitgekomen bij de stageplek en werkgeefster, waardoor ook bekend werd dat werkneemster de leugen van studente had gedekt. Thans verzoekt werkgeefster voorwaardelijke ontbinding, primair wegens een dringende reden. Werkneemster stelt dat werkgeefster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat het BBA op grond van artikel 2 BBA niet op de docent van toepassing is. Dat impliceert dat er geen sprake kan zijn van een vernietigbaar ontslag.
De kantonrechter oordeelt dat het primaire verweer van werkneemster doel treft en verklaart werkgeefster niet-ontvankelijk in haar verzoek. Nu het BBA niet van toepassing is, kan er van vernietigbaarheid van een onregelmatig gegeven ontslag geen sprake zijn, zodat er ook voorwaardelijk niets valt te ontbinden.