Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Maersk B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 2 juli 2013
ECLI:NL:GHDHA:2013:3513

werknemer/Maersk B.V.

Schoonmaker in dienst van koopvaardijschip slaagt niet in bewijs dat hij is blootgesteld aan asbestvezels afkomstig van de machinekamer. Geen doorbreking verjaringstermijnen Van Hese/De Schelde. Artikel 7:658 BW indirect van toepassing op verhouding werknemer aan boord van schip

Werknemer is van 7 februari 1962 tot 6 juni 1963 als bediende in loondienst geweest van de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij (hierna: VNS), een oude statutaire naam van Maersk. Werknemer heeft in die periode als bediende aan boord van de koopvaardijschepen ‘Abbekerk’ en ‘Ivoorkust’ gewerkt. Op deze schepen werd naast vracht tevens een kleine groep passagiers vervoerd. De dagelijkse werkzaamheden van werknemer bestonden onder meer uit schoonmaakwerkzaamheden en het verzorgen van maaltijden voor de bemanning, officieren en passagiers. In juli 2010 is bij werknemer de diagnose maligne mesothelioom in de vorm van longvlieskanker vastgesteld. Bij brief van 9 augustus 2010 heeft werknemer Maersk aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van blootstelling aan asbest tijdens zijn dienstverband bij VNS heeft geleden en zal lijden. Volgens werknemer werd op de Abbekerk en Ivoorkust asbest vervoerd; heeft hij als lid van de brandploeg bij maandelijkse brandoefeningen of bij ‘man overboord-acties’ brandwerende kleding gedragen die asbesthoudend was; vond op het schip – vooral in de machinekamer – onderhoud plaats aan met asbest geïsoleerde leidingen (werknemer kwam tweemaal per dag in de machinekamer, ook tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden); heeft werknemer zes tot tien weken een paar keer per week geholpen bij de onderhoudswerkzaamheden aan de asbesthoudende leidingen; kwamen bij werkzaamheden en door het continue stampen en bewegen van het schip asbestvezels vrij die vervolgens door luchtcirculatie over het hele schip zijn verplaatst. Maersk heeft in een reactie de aansprakelijkheid van de hand gewezen en zich onder meer op de bevrijdende verjaring van artikel 3:310 BW beroepen. De kantonrechter oordeelde dat Maersk geen of slechts een beperkt verwijt kan worden gemaakt en heeft de vorderingen van werknemer afgewezen nu er onvoldoende grond is de verjaringsregel van artikel 3:310 lid 2 BW buiten toepassing te laten.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt vast dat de maatstaf van artikel 7:658 BW via artikel 450b Wetboek van Koophandel niet direct doorwerkt. Evenwel bieden de arresten van de Hoge Raad van 6 december 1996 (ECLI:NL:HR:1996ZC2219), 12 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9124) en 9 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF3412) reden de rechtsgrond voor aansprakelijkheid aan te vullen met artikel 6:162 BW en dat daarbij hetzelfde beoordelingskader als dat van artikel 7:658 BW dient te worden toegepast. De vraag is of werkgever deze zorgplicht heeft geschonden. Uit het partijdebat acht het hof – anders dan de kantonrechter – niet bewezen dat werknemer gedurende zes tot tien weken een paar keer per week heeft geholpen bij het onderhoud/reparatie van de asbesthoudende leidingen. Het hof is van oordeel dat Maersk voldoende gemotiveerd de stellingen van werknemer heeft weersproken op het punt van de blootstelling bij bedoelde onderhouds- en reparatiewerkzaamheden en het betreden van de machinekamer. Het gaat daarbij om een situatie die ten tijde van de aansprakelijkstelling meer dan 47 jaar geleden was. In een dergelijk geval mogen aan de weerspreking van die gestelde blootstellingen geen hoge eisen worden gesteld (vergelijk HR 17 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6927, r.o. 4.8 ten aanzien van de aan de onderbouwing van de zorgplicht te stellen eisen). Het hof ziet geen reden om te oordelen dat Maersk, gezien de aard van de functie van werknemer, er rekening mee had moeten houden dat zij voor die mogelijke wijzen van blootstelling door werknemer aansprakelijk zou worden gehouden, en daarom de stellingen van werknemer verdergaand feitelijk had moeten weerspreken. Nu werknemer – op wie het bewijsrisico rust – niet is geslaagd in het aantonen van de blootstelling, volgt bekrachting – onder verbetering van gronden – van het vonnis van de kantonrechter.