Ondernemingsraad Faurecia Automotive Seating BV/Faurecia Automotive Seating BV

Bij Faurecia Automotive Seating gold lange tijd een ‘flex-regeling’ waarbij uitvallende productiedagen werden bijgehouden en verrekend met extra werk. Deze flex-regeling was overeengekomen, naast de zogenoemde ‘tijd voor tijd’-regeling uit de cao en het personeelshandboek. Nadat de laatste regeling was verstreken per 1 augustus 2013, heeft Faurecia Automotive Seating op 13 september 2013 een nieuwe ‘tijd voor tijd’-regeling geïntroduceerd en toegepast. De ondernemingsraad heeft op 20 september 2013 de nietigheid van deze regeling ingeroepen. De ondernemingsraad geeft hiervoor twee grondslagen. In de eerste plaats zou sprake zijn van een inhoudelijke wijziging van een regeling omtrent arbeids- en rusttijden (art. 27 WOR). Voorts zou Faurecia Automotive Seating op 13 september 2013 instemming aan de ondernemingsraad hebben gevraagd, waardoor hem bovenwettelijke instemmingsbevoegdheid via artikel 32 WOR is toegekend. Voorts staat de regeling in het personeelshandboek waaraan de ondernemingsraad instemmingsplichtig is. Daarmee is tevens sprake van een artikel 32 WOR-regeling. Faurecia Automotive Seating stelt zich op het standpunt dat zij simpelweg de cao en het handboek toepast.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel de ‘tijd voor tijd’-regeling inderdaad in de cao en het handboek staat opgenomen, neemt dit niet weg dat er sprake is van een feitelijke wijziging van arbeids- en rusttijdenregelingen. Tot 1 augustus 2013 konden werknemers immers zelf hun overschot aan uren inzetten of verkopen. Met de nieuwe ‘tijd voor tijd’-regeling is deze vrijheid weggevallen. De ondernemingsraad heeft derhalve terecht de nietigheid van het besluit ingeroepen.