Rechtspraak
X/Y
X is krachtens verlengde tijdelijke arbeidsovereenkomst van 1 augustus 2009 tot en met 31 juli 2010 bij Y in dienst geweest als financieel adviseur/commercieel medewerker buitendienst. Aan X is een VAR afgegeven ertoe strekkende dat X vanaf 1 april 2012 tot en met 31 december 2012 als ZZP’er financieel advies over verzekeringen en hypotheken kan verstrekken. Het bureau Yacht heeft Y verzocht om afgifte van een verklaring omtrent de betrouwbaarheid van X als bedoeld in de Regeling integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen en verzekeraars van DNB-PVK en de nadere regelingen van de AFM (Autoriteit Financiële Markten). Y heeft ingevuld dat niet kan worden onderschreven dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van X om een functie in de financiële sector te vervullen. X stelt dat Y onrechtmatig (art. 6:162 BW), dan wel in strijd met het goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) handelt. Door het ontbreken van de integriteitsverklaring krijgt hij geen opdracht als financieel adviseur.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Y heeft haar aanvankelijk aan Yacht gegeven negatieve verklaring schriftelijk onvoldoende onderbouwd. Volgens Y zou een en ander in een telefoongesprek met Yacht nader door haar zijn toegelicht. Wat er in dat telefoongesprek is verhandeld is niet bekend. In ieder geval heeft Y zich op enig moment bereid verklaard alsnog een schone verklaring af te geven. Dit, zoals zij ter comparitie heeft verklaard ‘omdat we geen zin in een nieuwe procedure hadden’. Met de bereidheid tot intrekking van een zo belangrijke aanvankelijk gegeven diskwalificatie van X aan een derde (Yacht) heeft Y er blijk van gegeven dat zij haar negatieve uitlatingen, vervat in de afgegeven officiële verklaring, blijkbaar zelf toch minder belangrijk heeft gevonden dan de gevolgen die deze voor X teweeg zou brengen. Wat hier ook van zij (misschien was de kritische opmerking toch minder gefundeerd en daarmee wellicht toch onrechtmatig), ten tijde van de bereidheid tot afgifte van een schone verklaring was er voor X nog volledig kans op aanvaarding door Yacht van een nieuwe schone verklaring. Deze verklaring is door Y afgegeven op 4 mei 2012 en dat is volgens X en Yacht te laat geweest. De toezegging van Y om een nieuwe schone verklaring te zullen afgeven, het dringend verzoek daartoe zijdens X in zijn e-mail van 5 april 2012 en de evidentheid dat een dergelijk verzoek haast had, maken dat de afgifte die pas op 4 mei 2012, zonder opgegeven reden voor de vertraging, door Y is geëffectueerd zich als een onrechtmatige daad jegens X kwalificeert.
Of X als gevolg van deze onrechtmatige daad schade heeft geleden en Y aansprakelijk is voor die schade moet nog worden bezien. Immers staat niet vast dat X de baan bij Yacht niet heeft gekregen uitsluitend vanwege het door Y met Yacht gevoerde telefoongesprek en/of de te late indiening van de schone verklaring door Y. X zal dat dienen te bewijzen. Vervolgens zal ook de hoogte van de door Y betwiste schade moeten worden bewezen. X wordt opgedragen bewijs hiervan te leveren. Volgt aanhouding van de zaak.