Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 16 oktober 2013
ECLI:NL:RBNHO:2013:11291

werknemer/werkgeefster

Opzegging arbeidsovereenkomst 61-jarige boekhouder na dienstverband van 35 jaar zonder toekenning van een vergoeding, is niet kennelijk onredelijk

Werknemer is sinds 1977 in dienst van werkgeefster. Laatstelijk is hij werkzaam geweest als boekhouder. Zijn arbeidsovereenkomst is wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werknemer stelt dat de opzegging kennelijk onredelijk is, nu werkgeefster geen enkele voorziening heeft getroffen om de gevolgen van het ontslag voor werknemer op te vangen. De gevolgen van het ontslag zijn voor werknemer ernstig: op het moment van het ontslag was hij 61 jaar oud, was hij 35 jaar in dienst, heeft hij een eenzijdig arbeidsverleden gehad en maakt hij geen reële kans op de arbeidsmarkt.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van werkgeefster bij de opzegging, dienen alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te worden genomen. Vervolgens worden in het algemeen omstandigheden genoemd die een rol kunnen spelen en wordt ingegaan op de omstandigheden in het onderhavige geval. Geoordeeld wordt dat de opzegging – ondanks de leeftijd van werknemer, duur van het dienstverband en de eenzijdigheid van het dienstverband – niet kennelijk onredelijk is. Het enkele feit dat geen vergoeding is toegekend, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Door werkgeefster is uitvoering uiteengezet welke pogingen zij heeft verricht om werknemer alternatieve werkzaamheden te laten verrichten. Het standpunt dat werkgeefster onvoldoende inspanningen zou hebben verricht, is door werknemer onvoldoende onderbouwd. Van een gebrekkige uitvoering van werkzaamheden door andere werknemers bij werkgeefster, waardoor volgens de stelling van werknemer onnodige kosten zijn gemaakt en de reorganisatie noodzakelijk is geworden, is onvoldoende gebleken, nog daargelaten de vraag of een en ander zou kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Evenmin leidt de stelling van werknemer dat hoge managementvergoedingen zouden zijn betaald tot de conclusie dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Werkgeefster heeft immers onweersproken gesteld dat deze vergoedingen in rekening-courant zijn geboekt en derhalve (nog) niet zijn uitbetaald. In dat verband heeft werkgeefster zich bovendien te houden aan de verplichtingen die voor haar als notariskantoor voortvloeien uit de Wet op het notarisambt, zoals zij eveneens onweersproken heeft aangevoerd. Volgt afwijzing van de vorderingen.