Naar boven ↑

Rechtspraak

Zentralbetriebsrat der gemeinnützigen Salzburger Landeskliniken Betriebs GmbH/Land Salzburg
Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 december 2013

Zentralbetriebsrat der gemeinnützigen Salzburger Landeskliniken Betriebs GmbH/Land Salzburg

Nationale regeling op grond waarvan voor de vaststelling van de peildatum voor de bevordering van werknemers van een lokale overheid naar hogere salarisgroepen van hun categorie, de tijdvakken van beroepsactiviteit die ononderbroken bij deze lokale overheid zijn vervuld, volledig in aanmerking worden genomen, terwijl elk ander tijdvak van beroepsactiviteit slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen, vormt een verboden onderscheid op grond van artikel 45 VWEU (vrij verkeer werknemers). De omstandigheid dat deze regeling ook geldt jegens eigen onderdanen, neemt het discriminatoire karakter van de regeling niet weg

De SALK is een holding voor drie ziekenhuizen en andere instellingen die alle in het Land Salzburg zijn gelegen en waarvan het Land Salzburg, verweerder in het hoofdgeding, de enige aandeelhouder is. Naar nationaal recht zijn de werknemers van de SALK ambtenaren of arbeidscontractanten van het Land Salzburg. Blijkens het aan het Hof overgelegd dossier werkten er op 31 mei 2012 716 artsen voor de SALK, waarvan er 113 afkomstig waren uit een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte (EER) dan de Republiek Oostenrijk, en 2850 paramedische personeelsleden, waarvan er 340 afkomstig waren uit een andere lidstaat van de Europese Unie of van de EER dan de Republiek Oostenrijk. Bij beroep ingesteld op 6 april 2012 heeft de Zentralbetriebsrat der gemeinnützigen Salzburger Landeskliniken Betriebs GmbH het Landesgericht Salzburg verzocht voor de partijen bindend vast te stellen dat de werknemers van de SALK, ter vaststelling van de peildatum voor hun bevordering naar de volgende salarisgroep van hun categorie, aanspraak hebben op de inaanmerkingneming van alle in de Unie of de EER bij andere werkgevers dan het Land Salzburg vervulde tijdvakken van relevante beroepsactiviteit, op grond dat deze tijdvakken van beroepsactiviteit, indien zij bij de SALK waren vervuld, integraal in aanmerking waren genomen. De verwijzende rechter constateert dat § 54 L-VBG voor de vaststelling van de peildatum voor de bevordering van de werknemers van de SALK naar de volgende salarisgroep van hun categorie een onderscheid maakt naargelang de werknemers altijd voor de diensten van het Land Salzburg, dan wel voor andere werkgevers hebben gewerkt. Voor de eerste categorie werknemers worden de tijdvakken van beroepsactiviteit volledig in aanmerking genomen, terwijl voor de tweede categorie werknemers de tijdvakken van beroepsactiviteit die zij hebben vervuld voordat zij door het Land Salzburg werden aangeworven slechts voor 60% in aanmerking worden genomen. Bijgevolg worden werknemers die hun loopbaan bij het Land Salzburg startten, in een hogere salarisgroep ingeschaald dan werknemers die bij andere werkgevers een vergelijkbare en even lange beroepservaring hebben opgedaan. Volgens de verwijzende rechter vormt § 54 L-VBG geen directe discriminatie op grond van nationaliteit, aangezien deze maatregel zowel voor Oostenrijkse onderdanen als voor onderdanen van andere lidstaten geldt. De verwijzende rechter betwijfelt echter of deze bepaling in overeenstemming is met artikel 45 VWEU en artikel 7 lid 1 van verordening nr. 492/2011. In die omstandigheden heeft het Landesgericht Salzburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: ‘Staan artikel 45 VWEU en artikel 7, lid 1, van verordening nr. 492/2011 in de weg aan een nationale regeling (in casu §§ 53 en 54 [L-VBG]) op grond waarvan een werkgever in de openbare sector voor de vaststelling van de peildatum voor bevordering naar hogere salarisgroepen, de door zijn werknemers ononderbroken bij hem vervulde diensttijd volledig, doch de diensttijd die zij bij andere werkgevers in de openbare of particuliere sector – hetzij in Oostenrijk, hetzij in andere EU- of EER-staten – hebben vervuld slechts gedeeltelijk, forfaitair en vanaf een bepaalde leeftijd in aanmerking neemt?’

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. In casu kan de betrokken nationale regeling in de eerste plaats, doordat niet alle relevante tijdvakken van beroepsactiviteit die een migrerende werknemer bij een in een andere lidstaat dan de Republiek Oostenrijk gevestigde werkgever heeft vervuld, in aanmerking worden genomen, migrerende werknemers meer treffen dan nationale werknemers, door eerstgenoemden meer in het bijzonder te benadelen aangezien zij zeer waarschijnlijk reeds voor hun tewerkstelling bij de diensten van het Land Salzburg beroepservaring hebben opgedaan in een andere lidstaat dan de Republiek Oostenrijk. Aldus wordt een migrerende werknemer die bij in een andere lidstaat dan de Republiek Oostenrijk gevestigde werkgevers relevante beroepservaring heeft opgedaan die even lang is als de beroepservaring van een werknemer die zijn hele loopbaan bij de diensten van het Land Salzburg heeft gewerkt, in vergelijking met laatstgenoemde in een lagere salarisgroep ingeschaald. In de tweede plaats merkt de verwijzende rechter op dat die regeling werknemers die, na voor andere werkgevers te hebben gewerkt, opnieuw bij de diensten van het Land Salzburg werken, op dezelfde wijze raakt, aangezien alle door hen vervulde tijdvakken van beroepsactiviteit tot aan hun wedertewerkstelling bij de diensten van het Land voor slechts 60% in aanmerking worden genomen. Deze regeling kan dus de reeds door het Land Salzburg tewerkgestelde werknemers ervan weerhouden om van hun recht van vrij verkeer gebruik te maken. Indien zij beslissen de diensten van het Land Salzburg te verlaten, worden, wanneer zij later opnieuw voor deze diensten wensen te werken, voor de berekening van hun salaris alle tot dan door hen vervulde tijdvakken van beroepsactiviteit immers slechts gedeeltelijk in aanmerking genomen. Nationale bepalingen die een werknemer die onderdaan van een lidstaat is, beletten of ervan weerhouden zijn staat van herkomst te verlaten om zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen, leveren belemmeringen van die vrijheid op, ook wanneer zij ongeacht de nationaliteit van de betrokken werknemers van toepassing zijn (zie met name arresten van 17 maart 2005, Kranemann, C-109/04, Jurispr. blz. I-2421, punt 26, en 16 maart 2010, Olympique Lyonnais, C-325/08, Jurispr. blz. I-2177, punt 34). Aangaande het argument van de Oostenrijkse en de Duitse regering dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling slechts een toevallige invloed heeft op de beslissing van een migrerende werknemer om voor de SALK te werken, moet in herinnering worden gebracht dat de redenen waarom een migrerende werknemer gebruik wenst te maken van zijn recht van vrij verkeer binnen de Unie, niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling of een nationale bepaling discriminerend is. De mogelijkheid zich op een zo fundamentele vrijheid als het vrije verkeer van personen te beroepen kan immers niet door zulke overwegingen van zuiver subjectieve aard worden beperkt (arrest 23 mei 1996, O’Flynn, C-237/94, punt 21). Bovendien vormen de verdragsartikelen betreffende het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal fundamentele regels voor de Unie en is elke belemmering van deze vrijheid, hoe gering ook, verboden (zie met name arresten van 15 februari 2000, Commissie/Frankrijk, C-169/98, Jurispr. blz. I-1049, punt 46, en 1 april 2008, Regering van de Franse Gemeenschap en Waalse Regering, C-212/06, Jurispr. blz. I-1683, punt 52 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 45 VWEU en artikel 7 lid 1 van verordening nr. 492/2011 aldus moeten worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling op grond waarvan voor de vaststelling van de peildatum voor de bevordering van werknemers van een lokale overheid naar hogere salarisgroepen van hun categorie, de tijdvakken van beroepsactiviteit die ononderbroken bij deze lokale overheid zijn vervuld, volledig in aanmerking worden genomen, terwijl elk ander tijdvak van beroepsactiviteit slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen.

  • Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
  • Datum uitspraak: 05-12-2013
  • Roepnaam: Zentralbetriebsrat der gemeinnützigen Salzburger Landeskliniken Betriebs GmbH/Land Salzburg
  • Zaaknummer: C-514/12
  • Nummer: AR-2013-0987
  • Onderwerpen: Vrij verkeer van werknemers
  • Trefwoorden: vrij verkeer van werknemers, beloning, berekening anciënniteit en indirecte discriminatie