Naar boven ↑

Rechtspraak

Gebo Tours B.V./werknemer
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 3 december 2013
ECLI:NL:RBOVE:2013:3571

Gebo Tours B.V./werknemer

Terugbetalingsregeling studiekosten in CAO Besloten Busvervoer prevaleert boven contractuele regeling in studie-/opleidingsovereenkomst, die voor touringcarchauffeur minder gunstig en minder duidelijk is

Werknemer is per 1 januari 2010 bij Gebo in dienst getreden in de functie van leerling in het kader van de opleiding Chauffeur Touringcar/Reisleider (CTR). Per 1 april 2010 hebben Gebo en werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten voor de bepaalde duur van één jaar, op basis waarvan werknemer is aangesteld als Chauffeur Touringcar. De CAO Besloten Busvervoer is van toepassing verklaard. Voorts zijn partijen een studie-/opleidingsovereenkomst overeengekomen waarin is opgenomen dat Gebo 100% van de studiekosten vergoedt. Ook bevat de overeenkomst een terugbetalingsregeling indien de opleiding niet wordt behaald of werknemer binnen vier jaar na de opleiding uit dienst treedt. De CAO Besloten Busvervoer bevat ook een bepaling over terugbetaling van studiekosten. Werknemer heeft op 14 april 2010 de gevolgde opleiding tot touringcarchauffeur/reisleider met succes afgerond. Per 1 april 2011 is de arbeidsovereenkomst met een jaar verlengd. Gebo heeft werknemer laten weten de arbeidsovereenkomst per 1 april 2012 niet te verlengen. Wel heeft Gebo bewerkstelligd dat werknemer in dienst kan treden van Betuwe Express B.V. voor de duur van drie maanden. Werknemer heeft dit geweigerd. Gebo vordert gedeeltelijke terugbetaling van studiekosten van ruim € 3.000.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In het midden wordt gelaten of de studie-/opleidingsovereenkomst de toets van het arrest Muller/Van Opzeeland (HR 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816) kan doorstaan. Indien veronderstellenderwijs van de geldigheid van bedoelde contractuele terugbetalingsregeling wordt uitgegaan, geldt het volgende. In zowel de arbeidsovereenkomst als de toepasselijke cao is een studiekostenregeling opgenomen. Volgens artikel 7:655 BW rust op de werkgever de verplichting de werknemer tijdig, volledig, begrijpelijk en correct te informeren over de wezenlijke elementen van de arbeidsverhouding. Bij twijfel over de betekenis van een contractuele bepaling in een arbeidsrechtelijke overeenkomst heeft dan de voor de werknemer meest gunstige uitleg te prevaleren. In dit geval moet worden vastgesteld dat de terugbetalingsregeling in de cao een wezenlijke andere, voor de werknemer veel gunstiger inhoud kent dan die opgenomen in de studie-/opleidingsovereenkomst, alleen al omdat deze laatste regeling een kortere terugverdien- en daardoor een kortere terugbetaalperiode kent dan de door Gebo gepresenteerde afspraak. Voorts is de contractuele regeling bepaald minder duidelijk en begrijpelijk dan de in de cao gegeven regeling. Daar waar de werkgever het initiatief neemt tot het eindigen van de arbeidsrelatie, daaronder begrepen het niet (verder) verlengen van een tijdelijk contract of het omzetten daarvan in een vast contract, is de werknemer volgens de regeling uit de cao niet tot terugbetaling van opleidingskosten gehouden. De regeling uit de studie-/opleidingsovereenkomst wijkt daarvan om niet duidelijk geworden redenen op bepaald onduidelijke wijze af. Het ligt dan in de rede om bij samenloop van beide regelingen als in dit geval aan de orde, die laatste regeling toe te passen conform wat daaromtrent in de cao is bepaald en aldus deze cao-regeling te laten prevaleren. In dit geval staat vast dat niet werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd of niet is willen ingaan op een aanbod tot verlenging van het arbeidscontract of tot aanstelling in vaste dienst. Het is Gebo geweest die de tijdelijke aanstelling van werknemer niet heeft willen verlengen of heeft willen omzetten in een vast dienstverband. Dat is aan Gebo, maar dit betekent dat daardoor niet is voldaan aan de vereisten voor terugbetaling van opleidingskosten. Volgt afwijzing van de vordering.