werkgever c.s./werknemer

Werknemer is sinds 2001 in dienst als schoonmaker. Op 7 september 2013 is werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief wordt vermeld dat in een gesprek aan werknemer kenbaar is gemaakt dat zijn dienstverband wegens bedrijfseconomische redenen zal worden beëindigd. Werknemer heeft hier boos op gereageerd en heeft vervolgens de deur bij een opdrachtgever (kinderdagverblijf) ingetrapt. De locatieleider van het kinderdagverblijf heeft aangifte gedaan van vernieling. Werkgever verzoekt voorwaardelijke ontbinding wegens een dringende reden. Naast de vernieling van de buitendeur, wordt aangevoerd dat werknemer zijn leidinggevende heeft uitgescholden en bedreigd en dat hij met schoonmaakspullen heeft gesmeten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op het voorwaardelijke karakter van het verzoek wordt niet toegekomen aan de vraag of werknemer de buitendeur bij de opdrachtgever heeft ingetrapt en of dit een dringende reden voor ontslag oplevert. Het is aan de bodemrechter om uiteindelijk te beoordelen of dat daadwerkelijk het geval is. Vast staat dat werknemer boos heeft gereageerd op de ontslagaanzegging, maar daarmee is nog niet voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van uitschelden en bedreigen door werknemer. Dat er met schoonmaakspullen is gesmeten is wel voldoende aannemelijk geworden, maar dat levert geen dringende reden voor ontslag op. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens veranderingen in omstandigheden. Aannemelijk is dat werkgever het vertrouwen in werknemer is verloren, waarvan werknemer een verwijt kan worden gemaakt. Daartoe wordt overwogen dat werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat werknemer op 7 september 2013 de buitendeur van de opdrachtgever heeft ingetrapt en daar met schoonmaakspullen heeft gesmeten. Er wordt geen vergoeding aan werknemer toegekend.