Rechtspraak
werkneemster/werkgeverRechtbank Amsterdam, 24 februari 2014
werkneemster/werkgever
Werkneemster is sinds 1991 in dienst als directeur. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 115.000 bruto, maar het verzoek is tijdig door werkgever ingetrokken. Na (korte) voortzetting van het dienstverband dient werkneemster een ontbindingsverzoek in. Werkgever conformeert zich aan het verzoek voor zover het de verzochte ontbinding betreft, maar meent dat werkneemster geen vergoeding toekomt (‘gelukzoeker’).
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster is geen ‘gelukzoeker’. Werkgever heeft werkneemster namelijk ernstige verwijten gemaakt in de eerdere ontbindingsprocedure en streeft zelf ook naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bij toekenning van de vergoeding wordt rekening gehouden met het inkomensverlies tot de pensioengerechtigde leeftijd. De omstandigheid dat werkneemster – na de eerste ontbinding – 50% van haar contracturen heeft ingeleverd (en het inkomensverlies dus 50% lager ligt) komt voor rekening van werkneemster omdat de achterliggende reden voor het teruggaan in uren privé was en werkneemster werd bijgestaan door een advocaat. Er wordt een vergoeding van € 50.000 bruto toegekend. Dat is meer dan het inkomensverlies tot de pensioengerechtigde leeftijd (€ 37.000), omdat werkgever niet als goed werkgever heeft gehandeld na het intrekken van het eerste ontbindingsverzoek.