Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 2 april 2014
ECLI:NL:RBLIM:2014:3449
werkneemster/Groenekruisdomicura Huishoudelijke Hulp B.V.
Werkneemster (62 jaar) is in dienst van GkD (o.m. actief op het terrein van de thuiszorg, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg), laatstelijk als planner huishoudelijke hulp. Na een dienstverband van 32 jaar heeft GkD de arbeidsovereenkomst met werkneemster wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werkneemster stelt dat de opzegging kennelijk onredelijk is op grond van het gevolgencriterium en vordert een schadevergoeding van € 54.963 bruto. Zij stelt dat zij alleenstaand is en dat ten onrechte geen enkele (financiële) voorziening is getroffen. GkD heeft zich tevens onvoldoende ingespannen om werkneemster ‘te helpen aan ander werk’.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het opzeggingsmotief, zoals dat ook in de publieke uitingen van GkD geopenbaard is, moet als solide aangemerkt worden. Desondanks is het ontslag, gelet op het gevolgencriterium, kennelijk onredelijk. Het had op de weg van GkD als goed werkgever gelegen om iets meer te bieden dan inachtneming van de wettelijke opzegtermijn en een te verwachten tijdelijk wachtgeld ter gewenning aan een WW-uitkering die belangrijk minder zou zijn dan het loon waaraan werkneemster gewend was en waarop zij haar uitgavenpatroon afgestemd had. Weliswaar had werkneemster zelf (vanuit haar opvatting omtrent de geringe kans op vervangend werk) gemeend geen gebruik te hoeven maken van coaching, begeleiding, aanvullende scholing en elementen van bemiddeling naar een externe baan en had zij ook de kans op een andere functie bij GkD te laag ingeschat om daar energie in te steken, maar dit ontslaat GkD niet van iedere (financiële) verantwoordelijkheid voor de toekomst van werkneemster. Het besluit tot opheffing van functies bij het bedrijfsbureau trof immers juist werknemers als werkneemster (op haar leeftijd, op een tussenniveau van leiding en uitvoering, maar zonder specifieke kwaliteiten als leidinggevende en fysiek minder geschikt voor het zware uitvoerende werk) extra hard. Bij iemand met een bescheiden loon als dat van werkneemster (maandloon van € 2848,63 bruto voor 37 uur) komt iedere vermindering van inkomen hard aan, zeker als er geen partner is die voor compensatie kan zorgen. Dat haar WW-uitkering in de eerste periode is aangevuld door wachtgeld was een meevaller, ook al gold die niet voor de wegvallende werkgeversbijdrage aan de kosten van eventuele vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw. Die vermindering van de pijn doet wel iets maar niet alles af aan de verantwoordelijkheid van GkD als werkgever. Dat de schade € 54.963 bruto zou bedragen, heeft werkneemster niet aannemelijk gemaakt. Er wordt onder verwijzing naar artikel 6:97 BW een schadevergoeding van € 10.000 toegekend.