Rechtspraak
procureur-generaal/rechterlijk ambtenaar
Betrokkene is rechter in de Rechtbank Limburg en derhalve voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). Artikel 46i lid 1 Wrra bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien: (a) de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd; (b) herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en (c) naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame re-integratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de minister van Veiligheid en Justitie, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten. Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i lid 1 Wrra de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het UWV. Uit de door de procureur-generaal overgelegde stukken en het in raadkamer ingestelde onderzoek is gebleken dat voldoende aannemelijk is dat aan de in artikel 46i lid 1 onder a, b en c Wrra genoemde voorwaarden is voldaan en dat betrokkene derhalve wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid. De Hoge Raad is van oordeel dat voldoende gronden aanwezig zijn om betrokkene per 1 mei 2014 als rechterlijk ambtenaar te ontslaan op de voet van artikel 46i Wrra.