Rechtspraak
werkneemster/Hema B.V.
Werkneemster is in 2010 in dienst getreden van Hema als hulpverkoopster. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Hema van toepassing. De arbeidstijd van werkneemster is volgens de arbeidsovereenkomst 624 uur per refertejaar, zijnde gemiddeld twaalf uur per week. Werkneemster heeft meer uren gewerkt dan in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen. In maart 2013 heeft werkneemster Hema verzocht om structureel meer uren te mogen (blijven) werken. Zij heeft tewerkstelling voor 30,5 uur per week verzocht. Dit heeft Hema geweigerd. Wel is het aantal contracturen met vijf uur per week verhoogd. Werkneemster vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat de omvang van het dienstverband tussen partijen gemiddeld 29,5 uur per week bedraagt en dat zij beloond dient te worden als verkoopmedewerkster. Zij voert daartoe aan dat zij van meet af aan veel meer uren heeft gewerkt dan haar contracturen. Er is sprake van structureel meer-/overwerk, soms wel tot 100%. Hema betwist onder verwijzing naar het arbeidscontractenstelsel in de cao dat werkneemster met een beroep op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW recht heeft op een grotere arbeidsomvang per week. Voorts betwist Hema met een beroep op het doorgroeimodel in de cao dat werkneemster (in financieel opzicht) zou moeten worden gewaardeerd als verkoopmedewerker.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 7:610b BW heeft, zo volgt uit de parlementaire geschiedenis, niet alleen betrekking op situaties waarin de omvang van de arbeid niet (eenduidig) is overeengekomen, maar ook op die waarin de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt dan de oorspronkelijke arbeidsduur. Dit rechtsvermoeden is van dwingendrechtelijke aard. Dit betekent dat er niet van afgeweken kan worden; ook niet bij cao. Het systeem van een minimumaantal vaste (contract)uren en een daaraan verbonden bandbreedte van extra uren kwalificeert als een zogenoemd min/max-contract, dat op zich niet in strijd is met het bepaalde van artikel 7:610b BW. De minimale en maximale omvang van de arbeid is in dit geval eenduidig overeengekomen. Voorts is tussen partijen – middels de incorporatie van Bijlage 6 bij de cao – overeengekomen dat indien de omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau dan de tussen partijen afgesproken contracturen bevindt, werkneemster na afloop van het contractjaar of tussentijds op grond van de cao – wat zij aldus óók op de voet van artikel 7: 610b BW zou kunnen vragen – kan verzoeken om ophoging van haar contracturen. Van strijd met artikel 7:610b BW is geen sprake. Hema heeft werkneemster, conform Bijlage 6, een verhoging van vijf uur per week aangeboden. Werkneemster heeft echter al in maart 2013 verzocht om ophoging van de contracturen. Hema heeft niet nader onderbouwd waarom de ophoging eerst per 1 juli 2013 kon worden gehonoreerd. Hema had ook reeds per 1 mei 2013 de ophoging van de contracturen kunnen laten ingaan, hetgeen meer redelijk voorkomt. In zoverre zal de vordering van werkneemster worden toegewezen en zal Hema het loon van werkneemster met de opgebouwde vakantierechten en overige emolumenten over de maanden mei en juni 2013 moeten aanpassen. Werkneemster voldoet niet aan de functievereisten die Hema stelt aan de promotie naar de functie van verkoopmedewerker, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.