Naar boven ↑

Rechtspraak

X, h.o.d.n. Belana Financial Management/werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 18 juni 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:3530

X, h.o.d.n. Belana Financial Management/werkneemster

Werkneemster maakt misbruik van recht door faillissementsverzoek in te dienen als dwangmiddel voor betaling van haar loonvordering. Schade kan echter in redelijkheid niet aan werkneemster worden toegerekend, omdat werkgever zelf cliënt heeft ingelicht.

Werkneemster is in dienst van Belana. Op 5 juni 2013 heeft zij het faillissement van Belana aangevraagd. Aan deze aanvraag legde werkneemster mede ten grondslag haar bij vonnis in kort geding toegewezen vordering tot (door)betaling van (achterstallig) loon. Belana heeft een van haar cliënten ingelicht over de op handen zijnde faillissementszitting. Twee cliënten hebben vervolgens de samenwerking met Belana beëindigd. Op 25 juni heeft werkneemster het faillissementsverzoek ingetrokken. Belana vordert een verklaring voor recht dat werkneemster onrechtmatig jegens Belana heeft gehandeld door een faillissementsverzoek in te dienen. Er is volgens Belana sprake van misbruik van procesrecht nu werkneemster haar faillissementsaanvraag heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende. Van een steunvordering is namelijk op geen enkel moment gedurende het geschil tussen partijen sprake geweest.

De rechtbank oordeelt als volgt. Met het inzetten van een faillissementsaanvraag als pressiemiddel en/of als manier om eventuele aanspraken op het UWV veilig te stellen – terwijl een vonnis gereed ligt ter executie en werkneemster op geen enkele wijze aannemelijk heeft weten te maken dat een tenuitvoerlegging van dat vonnis op enige wijze bemoeilijkt zou zijn – heeft werkneemster een zorgvuldigheidsnorm overschreden, welke overschrijding haar kan worden toegerekend. Bovendien is aannemelijk geworden dat de faillissementsaanvraag was gebaseerd op onjuiste feiten. Het had in dit verband op de weg van werkneemster gelegen bekend te maken welke crediteur een steunvordering had, zoals is vereist in het kader van de voor een faillissement geldende eis van pluraliteit van schuldeisers. Nu zij dit tot op de comparitie in de onderhavige procedure heeft nagelaten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een tweede grond op basis waarvan tot misbruik van recht moet worden geoordeeld. Werkneemster heeft daarmee op grond van artikel 6:162 BW onrechtmatig gehandeld.

Voor wat betreft de toerekening van enige schade ex artikel 6:98 BW aan werkneemster – dat wil zeggen bij de bepaling van de omvang van de schadevergoedingsverbintenis – heeft Belana echter onvoldoende onderbouwd dat de door haar gestelde schade in redelijkheid aan werkneemster zou moeten worden toegerekend. Van doorslaggevend belang is dat werkneemster niet had hoeven te verwachten dat Belana zich geroepen voelde haar cliënt van informatie te voorzien met betrekking tot de (niet openbare) faillissementsprocedure, welke procedure zou hebben plaatsgevonden zonder dat anderen dan partijen daarvan op de hoogte hadden hoeven zijn en welke procedure naar de overtuiging van Belana volstrekt kansloos was. Belana heeft ex artikel 6:101 BW, door het initiatief te hebben genomen tot bekendmaking van de aanhangige faillissementsprocedure, een omstandigheid in het leven geroepen welke aanleiding geeft een (eventueel) resterende vergoedingsplicht aan de zijde van werkneemster te verminderen met honderd procent.