Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 25 augustus 2014
ECLI:NL:RBLIM:2014:7432
werknemer/Unternehmergesellschaft Bautec UG
Werknemer is op 31 augustus 2012 in dienst getreden van Bautec (een Duitse onderneming) als voorman ijzervlechter. Werknemer heeft zich op 18 april 2013 ziekgemeld en sindsdien is hij niet meer op het werk verschenen en is hij bezig met revalidatie. Werknemer heeft een loonvordering ingesteld. Bautec stelt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, omdat werknemer zijn werkzaamheden niet gewoonlijk (alleen) in Nederland verrichtte, maar in België, Duitsland en Nederland.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft ter zitting onderbouwd dat hij de werkzaamheden gewoonlijk in Nederland verricht. Daartegenover staat slechts een ‘blote’ betwisting van Bautec. Het had op de weg van Bautec gelegen haar verweer nader te onderbouwen met het overleggen van een lijst met de werken waarop werknemer volgens haar werkzaam zou zijn geweest. Dit heeft Bautec nagelaten. Aan het verweer van Bautec wordt derhalve voorbijgegaan. Daarmee staat ook de (relatieve) bevoegdheid van deze rechtbank vast, alsmede – op grond van de Europese verordening 80/934 EEG 1980 – de toepasselijkheid van Nederlands recht, nu door partijen – kennelijk – geen andere rechtskeuze is gemaakt. Er wordt een bedrag van € 15.523,38 aan achterstallig loon toegewezen, nu de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd. Bautec heeft ten aanzien van het vakantiegeld als verweer aangevoerd dat naar Duits recht het vakantiegeld is inbegrepen in het maandelijkse salaris, zodat werknemer geen (apart) recht op vakantiegeld heeft. Aan dit verweer wordt voorbijgegaan, nu Bautec dit op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. Het door werknemer gevorderde bedrag aan vakantiegeld van € 2.828,80 is een brutobedrag. Werknemer kan echter slechts recht doen gelden op het netto-equivalent van dit bedrag en de wettelijke verhoging van 50% over dat nettobedrag.