Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 augustus 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:5462
Ondernemingsraad NRC Media B.V./NRC Media Holding B.V. c.s.
NRC Media is de uitgever van onder meer NRC Handelsblad, nrc next en nrc.nl. Aandeelhouder van NRC Media is NRC Media Holding. De aandelen in NRC Media Holding worden gehouden door Lux Media, waarvan Egeria Capital Beheer B.V. (hierna: Egeria) en A aandeelhouders zijn. Begin 2010 heeft De Persgroep NRC Media verkocht aan Egeria en aan B, C en A van (de toenmalige) tv-zender Het Gesprek. In september 2010 hebben B en C hun belang verkocht aan Egeria, die nu 91% van de aandelen in Lux Media houdt. In de onderhavige procedure stelt de Ondernemingsraad van NRC Media (hierna: OR) dat de OR op grond van de statuten van NRC Media Holding gerechtigd is tot het benoemen van een ‘werknemerscommissaris’ en dat X ten onrechte niet wordt erkend en aanvaard als (werknemers)commissaris van NRC Media Holding.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De OR heeft zijn standpunt primair gebaseerd op artikel 19 lid 1 van de statuten waarvan de tekst luidt: ‘Eén van de commissarissen wordt benoemd door de werknemers van NRC Media. De overige commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering.’ Voorop staat dat deze tekst op zichzelf duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, behoudens wellicht het begrip ‘werknemers’ waarop hierna verder zal worden ingegaan. Verder is deze bepaling in de statuten in overeenstemming met artikel 2:253 BW waarin staat dat ook anderen dan de algemene vergadering commissarissen kunnen benoemen. De opvatting van Lux Media c.s. dat artikel 19 lid 1 van de statuten strijd zou opleveren met de wet, wordt niet gedeeld. Weliswaar is theoretisch mogelijk dat een probleem zou ontstaan, indien de RvC van NRC Media Holding minder dan drie commissarissen zou hebben – waarvoor de statuten op zichzelf de ruimte bieden – omdat op grond van artikel 2:254 BW ‘ten hoogste een derde van het gehele aantal’ commissarissen door een ander dan de algemene vergadering mag worden benoemd. Dat probleem doet zich echter thans niet voor, nu de RvC uit vijf of zes personen bestaat. Dat artikel 19 lid 1 van de statuten in de verhouding tussen Lux Media c.s. en de OR bij een meer subjectieve uitleg aldus moet worden uitgelegd dat aan de werknemers een recht van voordracht van een van de commissarissen toekomt maar geen benoemingsrecht, heeft Lux Media c.s. mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de OR onvoldoende aannemelijk gemaakt. Nadat de bepaling omtrent het benoemingsrecht van de werknemers in februari 2010 in de conceptstatuten is opgenomen, zijn de statuten in maart 2010 vastgelegd. De OR heeft dan ook terecht gesteld dat geen sprake is geweest van een enorme haastklus, zodat ook de stelling van Lux Media c.s. dat vermoedelijk daarom niet zorgvuldig naar de tekst is gekeken, niet opgaat. Daar komt bij dat de tekst is vastgesteld onder auspiciën van de notaris. Aldus kan ervan uit worden gegaan dat de bepaling zoals deze thans luidt niet lichtvaardig of ‘per abuis’ in de statuten is opgenomen, laat staan dat sprake is van een ‘verschrijving’ of een ‘vergissing’.
De regeling in de statuten wijkt af van het bepaalde in de preambule van het directiereglement, waarin melding wordt gemaakt van een voordrachtsrecht, waarbij de algemene vergadering de door de werknemers voorgestelde kandidaat kan weigeren op ‘zwaarwegende en objectiveerbare gronden’. De OR daarin volgende, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het geval van strijdigheid van het directiereglement met de statuten, de statuten voorgaan. De OR stelt zich terecht op het standpunt dat de werknemers het recht hebben om een commissaris te benoemen in de RvC van NRC Media Holding. Met inachtneming van de tekst van artikel 19 van de statuten brengt een redelijke uitleg van het begrip ‘werknemers’ mee dat daaronder in dit geval ‘de OR’ kan worden verstaan, mede gezien artikel 2 WOR, waarin staat dat met de instelling van een OR medevertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen wordt beoogd. Het voorgaande zou mogelijk anders kunnen zijn als de door de OR benoemde kandidaat niet de steun van (de meerderheid van) de werknemers zou genieten. Daarvan is echter niet gebleken.
Lux Media c.s. heeft verder nog aangevoerd dat, óók als de OR een benoemingsrecht heeft, het directiereglement naast de statuten gelding zou hebben in die zin dat de OR niet tot benoeming zou mogen overgaan als de aandeelhouder de aanstelling van de betreffende commissaris niet wenst, op zwaarwegende en objectiveerbare gronden, waarvan in dit geval volgens Lux Media sprake is. Het betoog van Lux Media c.s. dat X niet geschikt is als commissaris en door de (toon van de) brieven van X en door berichten in de media een onwerkbare situatie in de RvC ontstaat, wordt niet gevolgd. Als de aandeelhouder op deze wijze op voorhand de benoeming van de beoogde werknemerscommissaris zou kunnen tegenhouden, wordt in feite toch de in het directiereglement weergegeven procedure gevolgd, waarmee het benoemingsrecht van de werknemers illusoir zou zijn. Dit verhoudt zich niet met het oordeel dat bij strijdigheid van de statuten en het directiereglement de statuten prevaleren. X moet in staat moet worden gesteld om zijn taken als commissaris met onmiddellijke ingang te gaan uitvoeren.