Rechtspraak
werknemer/werkgever
Vervolg tussenvonnis. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de tijdelijke aanstelling van werknemer in september 2009 als postkamermedewerker in of omstreeks maart 2011 is omgezet in een permanente aanstelling, zodat de bedongen functie van werknemer niet chauffeur is, maar postkamermedewerker. In het tussenvonnis van 14 januari 2014 heeft de kantonrechter geoordeeld voorshands voldoende aannemelijk te achten dat in of omstreeks maart 2011 de bedongen functie van werknemer postkamermedewerker werd. Meegewogen werd onder meer dat werknemer een zieke collega verving, deze collega niet zou terugkeren en werknemer drie jaar op de postkamer heeft gewerkt. Werkgever is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit het door werkgever overgelegde gespreksverslag van de bespreking van 31 mei 2011 en de daarover door X gegeven toelichting blijkt dat leidinggevende X in ieder geval op de bespreking van 31 mei 2011 aan werknemer duidelijk heeft gemaakt dat hij nog niet als medewerker van de postkamer was aangesteld. Voorts blijkt uit de getuigenverklaring van X dat voor hem tot september 2011 niet duidelijk was dat de zieke collega, die werknemer verving, niet zou terugkeren. Ook verklaart X dat in ieder geval voor hem in september 2011 duidelijk is dat er voor twee man op de postkamer geen plaats is, zodat aannemelijk is dat X werknemer toen niet de functie op de postkamer heeft aangeboden. Werkgever heeft het voorshands aannemelijk geachte oordeel ontzenuwd. Dit leidt ertoe dat werknemer heeft te bewijzen dat hij sinds 18 februari 2011 in de functie van postkamermedewerker is aangesteld. Uit het arrest van de Hoge Raad van 26 mei 2013, LECLI:NL:HR:2013:BZ8766 blijkt dat een partij niet tot die bewijslevering behoeft te worden toegelaten, indien de partij in het kader van hetzelfde feitencomplex geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in de contra-enquête nader bewijs te leveren. Nu werknemer van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, zal de kantonrechter aan werknemer geen bewijsopdracht verstrekken. Het voorgaande betekent dat werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de functie van postkamermedewerker is aangesteld. Volgt afwijzing van de vordering.