Naar boven ↑

Rechtspraak

Commissaris/Leeuwarder Onderlinge Verzekeringen U.A.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 2 september 2014
ECLI:NL:GHARL:2014:6764

Commissaris/Leeuwarder Onderlinge Verzekeringen U.A.

Ledenraad heeft in redelijkheid tot ontslag van RvC kunnen besluiten. RvC deed tegen de uitdrukkelijke wens van de ledenraad onderzoek naar splitsing vermogen onderneming.

In de onderhavige zaak vorderen twee commissarissen vernietiging van het ontslagbesluit van de ledenraad gegrond op een verstoorde verhouding tussen de raad van commissarissen (RvC) en de raad van bestuur over de te varen koers van de Leeuwarder Onderlinge.

Het hof oordeelt dat in artikel 2:15 BW is bepaald dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, zoals in casu de ledenraad van de Leeuwarder Onderlinge, onder meer vernietigbaar is indien het in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist of wegens strijd met een reglement. In artikel 2:8 BW is bepaald dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Toetsingsmaatstaf daarbij is, volgens vaste jurisprudentie (zie HR 9 januari 1987, NJ 1987/959), de vraag of het orgaan dat het besluit heeft genomen bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 BW bedoelde personen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Dit veronderstelt een marginale toetsing van het bestreden besluit. Het is niet aan de rechter om de aan het besluit ten grondslag liggende belangenafweging volledig te toetsen. Nu de RvC tegen de uitdrukkelijke wens van de ledenraad in toch aan RvC-lid X heeft opgedragen een aantal scenario’s in beeld te brengen waaronder de mogelijkheid van splitsing van het vermogen van Leeuwarder Onderlinge kan niet worden gezegd dat de ledenraad vervolgens in redelijkheid niet tot het gewraakte ontslagbesluit van 6 juli 2009 heeft kunnen komen.