Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 september 2014
ECLI:NL:RBROT:2014:7463
Huntsman Holland B.V. c.s./FNV Bondgenoten c.s.
Tussen Akzo en vakbonden FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie zijn onderhandelingen over loonsverhoging voor het personeel van Akzo dat werkzaam is in het MEB stukgelopen. De vakbonden hebben Akzo vervolgens een ultimatum gesteld waarbij acties worden aangezegd vanaf maandag 8 september 2014. De vakbonden zijn voornemens om vanaf deze datum de productie van het MEB gefaseerd terug te brengen, in eerste instantie tot 40% en daarna, in een tijdbestek van enkele dagen, tot (circa) 15% van de maximumcapaciteit. Huntsman, Shin Etsu en Akzo vorderen de staking te verbieden. Zij voeren daartoe aan dat de staking onrechtmatig is. Voor zover de staking niet geheel zal worden verboden, is het in ieder geval belangrijk dat er 18 ton chloor (aan Huntsman), respectievelijk 30 ton chloor (aan Shin Etsu) per uur zal worden blijven geleverd. Dit valt binnen een productieniveau bij Akzo van circa 40%. Als de levering daalt tot beneden dit niveau, leidt dit tot een verhoogd veiligheidsrisico in het productieproces.
Onder verwijzing naar artikel 6 lid 4 ESH, artikel G ESH en artikel 6:162 BW oordeelt de voorzieningenrechter dat de vakbonden tot het standpunt kunnen komen dat hen geen ander middel restte dan staking. Akzo heeft aan de vakbonden medegedeeld dat zij niet bereid is om aan de eis tegemoet te komen en deze partijen voeren al onderhandeling sinds 19 augustus 2013 (de vakbonden verlangen van Akzo voor werknemers in het MEB een loonsverhoging van 10%, waarvan 3% inflatiecorrectie en de overige 7% procent om de lonen gelijk te trekken met de lonen die volgens de vakbonden – wellicht – worden betaald bij andere, soortgelijke bedrijven). Derhalve is sprake van een impasse in een arbeidsconflict die een staking rechtvaardigt. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat verlaging van de productiecapaciteit van Akzo tot beneden 40%, tot een verhoogd veiligheidsrisico zal leiden zowel bij Akzo als bij haar afnemers. De voorzieningenrechter begrijpt uit het standpunt van de vakbonden dat zij deze risico’s miniem/aanvaardbaar achten. Dit verweer wordt niet onderschreven. Mede gelet op de omstandigheid dat chloor buitengewoon giftig is zullen de gevolgen van een incident voor de (volks)gezondheid dermate ernstig zijn dat hierin aanleiding wordt gevonden om het stakingsrecht op de voet van het bepaalde in artikel G lid 1 van het ESH zodanig te beperken dat de staking er niet toe mag leiden dat de productie in het MEB daalt tot beneden 40%. Bij het voorgaande speelt een belangrijke rol dat Akzo heeft gesteld dat de daling van haar productie tot 40% haar € 400.000 per dag kost, tegenover € 600.000 bij een productiedaling naar 15%. In zoverre kan staking nog steeds worden aangemerkt als een effectief middel, ook bij een productiehandhaving op het niveau van 40%. Huntsman c.s. hebben nog gevorderd om de staking te beperken tot een duur van maximaal vijf dagen en om deze eenmalig te doen zijn. Ter zitting is desgevraagd bevestigd dat aan deze vordering bedrijfseconomische argumenten ten grondslag liggen en geen veiligheidsargumenten. Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om deze vordering toe te wijzen. Toewijzing van deze vordering zou aan het recht op staking al te zeer het nuttig effect ontnemen, nu dit het voor Akzo mogelijk zou maken om een eenvoudige kosten-batenanalyse te maken en op die grond ervoor te kiezen om de staking maar uit te zitten.