Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Alcatel-Lucent Pensioenfonds/Alcatel-Lucent Nederland
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 9 september 2014
ECLI:NL:GHDHA:2014:2873

Stichting Alcatel-Lucent Pensioenfonds/Alcatel-Lucent Nederland

De-risking van ondernemingspensioen is niet in strijd met artikel 6:248 BW en levert geen onrechtmatige daad op.

Het Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en voerde tot 1 januari 2012 in die hoedanigheid de pensioenregeling uit voor Alcatel-Lucent en de aan Alcatel-Lucent verbonden ondernemingen. Ter uitvoering van de pensioenregeling is (laatstelijk) op 25 september 2008 tussen partijen een uitvoeringsovereenkomst (hierna: de uitvoeringsovereenkomst) gesloten. Omdat het Pensioenfonds in 2008 niet over het wettelijk vereiste minimaal vereist eigen vermogen beschikte, en ook niet over het wettelijk vereiste eigen vermogen, heeft het Pensioenfonds begin 2009 een herstelplan (hierna: het herstelplan) bij De Nederlandse Bank (hierna: DNB) moeten indienen, teneinde op korte termijn te voorzien in de aangroei van het eigen vermogen tot het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen, en, op de langere termijn, in de aangroei tot het niveau van het vereist eigen vermogen. Op Alcatel-Lucent rust op basis van het herstelplan een aantal betalingsverplichtingen. Alcatel-Lucent heeft de uitvoeringsovereenkomst met een beroep op het zogenoemde exitbeding opgezegd en het pensioen ondergebracht bij Delta-Lloyd. De achtergrond van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst is de financiële crisis die sedert het najaar van 2008 de pensioenwereld op zijn kop heeft gezet. Kort gezegd komt het hierop neer dat de combinatie van dalende beleggingsopbrengsten en een dalende rekenrente heeft geleid tot ernstige tekorten binnen de pensioenfondsen en daarmee tot onaanvaardbare financiële risico’s voor de aangesloten ondernemingen. Als gevolg daarvan vindt in de pensioenmarkt op grote schaal overdracht van de pensioenrisico’s plaats aan verzekeraars en worden pensioenregelingen zodanig aangepast dat de daaruit voortvloeiende financiële risico’s beheersbaar en aanvaardbaar blijven. Dit verschijnsel wordt de-risking genoemd. Het Pensioenfonds stelt zich op het standpunt dat het beroep van Alcatel-Lucent op de exitbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dan wel spake is van een onrechtmatige daad.

Het hof oordeelt als volgt. Het moge duidelijk zijn dat de-risking door middel van opzegging van de uitvoeringsovereenkomst – indien de verplichtingen van Alcatel-Lucent zouden zijn beperkt tot die welke vallen binnen haar bereidverklaring als hierboven sub 4 omschreven – onder omstandigheden tot gevolg kan hebben dat risico’s die eerst aan de zijde van Alcatel-Lucent lagen daardoor worden ‘verschoven’ naar het Pensioenfonds en daarmee dus naar de (gewezen) deelnemers. Immers, een situatie van onderdekking en/of dekkingstekort zou zich in de toekomst wederom kunnen voordoen en als er dan niet meer een vangnet als omschreven in de uitvoeringsovereenkomst is, leidt dat tot beperking van indexeringsmogelijkheden en/of verlaging van opgebouwde pensioenaanspraken. Het voorgaande leidt ertoe dat bezien moet worden of de uitvoeringsovereenkomst – mede gelet op het bepaalde in artikel 6:24 lid 1 BW – inderdaad tot voormeld gevolg leidt. In dat verband is naar het oordeel van het hof de tekst van de exitbepaling als zodanig niet glashelder. Anders dan uit de stellingname van het Pensioenfonds lijkt te spreken, is het hof van oordeel dat Alcatel-Lucent en het Pensioenfonds ieder zelfstandige rechtspersonen zijn, die ieder hun eigen structuur en bestuur enzovoort hebben en dus ook geacht mogen worden hun eigen positie – in het licht van de belangen waarvoor zij verantwoordelijk zijn – afdoende veilig te stellen. Er is derhalve geen sprake van een schending van de uitvoeringsovereenkomst noch sprake van schending van artikel 6:248 BW.