Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Gelderland, 24 september 2014

werkneemster/werkgeefster

Rechtsvermoeden omvang arbeid niet van toepassing indien in arbeidsovereenkomst wordt bepaald dat 20 tot 40 uur per week wordt gewerkt (min/max-contract) en het gemiddeld aantal gewerkte uren per week binnen deze bandbreedte blijft.

Werkneemster is sinds 2011 op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in dienst als kapster. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat zij in dienst is voor 20 tot 40 uur per week. Werkneemster heeft de arbeidsovereenkomst tegen 1 december 2013 opgezegd. In 2013 heeft werkneemster elke maand een wisselend aantal uren gewerkt. Werkneemster vordert betaling van achterstallig loon. Zij stelt dat vanaf september 2013 het aantal door haar gewerkte uren zonder opgaaf van redenen drastisch is teruggebracht en dat op grond van de drie voorliggende maanden kan worden geconstateerd dat sprake is van een arbeidspatroon van gemiddeld 152,60 uur per maand. Werkneemster beroept zich op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. Werkgeefster stelt dat deze bepaling niet van toepassing is omdat dient te worden gekeken naar het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren, namelijk 20 tot 40 uur per week.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens de wetsgeschiedenis is met de invoering van artikel 7:610b BW beoogd houvast te bieden indien de arbeidsomvang niet eenduidig is overeengekomen en in de situatie waarin de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevindt dan oorspronkelijk overeengekomen. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is de arbeidsomvang bepaald op 20 tot 40 uren per week. Daarmee is de arbeidsomvang door partijen voldoende duidelijk bepaald, hetgeen ook verband houdt met de aard van de (kappers)werkzaamheden, waarbij de vraag naar en de omvang van die werkzaamheden kunnen fluctueren. De gemiddelde arbeidsduur bedraagt 35,2 uur per week en blijft aldus binnen de bandbreedte van het overeengekomen aantal. Deze zaak verschilt aldus met de situatie van een nuluren- of oproepcontract, die in meerdere door werkneemster genoemde rechterlijke uitspraken voorkomt. Het stond werkgeefster dan ook vrij om vanaf september 2013 het aantal uren wegens verminderde omzet te verminderen. Volgt afwijzing van de vordering.