Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 24 november 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:6195
werkneemster/Groentesnijbedrijf HDV B.V.
Werkneemster is sinds 1998 in dienst van Groentesnijbedrijf HDV (hierna: HDV) als Algemeen medewerkster. Werkneemster vordert wedertewerkstelling. Zij stelt daartoe, kort samengevat, dat zij ten onrechte op 26 augustus 2014 op non-actief is gesteld. Werkneemster betwist dat zij haar echtgenoot toegang tot het bedrijf van HDV heeft verleend. Van een onhoudbare situatie waardoor werkneemster niet langer op de werkvloer kan worden getolereerd is geen sprake. Zij betwist dat collega’s niet meer met haar zouden willen samenwerken, althans zij heeft daar nooit iets van gemerkt.
De kantonrechter oordeelt onder verwijzing naar een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 29 november 2011 (JAR 2012/14) en artikel 7:611 BW als volgt. HDV heeft aangevoerd dat het gedrag van werkneemster leidt tot spanningen op de werkvloer, collega’s niet de dupe mogen worden van haar gedrag en terugkeer naar de werkvloer vanwege veiligheidsoverwegingen ongewenst is. HDV heeft haar stellingen slechts summierlijk onderbouwd. Er zijn geen functioneringsgesprekken gevoerd en er zijn geen gespreksverslagen voorhanden. Ook heeft HDV aangegeven dat waardering bestaat voor de bereidheid van werkneemster om op tijdstippen te werken wanneer collega’s dat niet willen. Dat er derhalve sprake is van zodanig disfunctioneren door ‘roddel en achterklap’ dat werkneemster om die reden niet langer gehandhaafd kan blijven op of terugkeren naar haar werkplek is, mede indachtig de betwisting door werkneemster, niet voldoende aannemelijk geworden. Onacceptabel is dat de echtgenoot van werkneemster, na de schorsing en ontslagaanzegging, door iemand via de personeelsingang toegang is gegeven en de directeur van HDV heeft bedreigd. Niet duidelijk is wie die toegang heeft verstrekt. Dit incident na de schorsing kan niet aan de schoring ten grondslag liggen en is, hoe ernstig op zichzelf beschouwd ook, niet zodanig aan werkneemster toe te rekenen dat op die grond de schorsing dient voort te duren. Voorts dient geconstateerd te worden dat HDV tot op heden, na de weigering van werkneemster de beëindigingsovereenkomst te tekenen, geen enkele stap heeft ondernomen om tot een beëindiging van de schorsing, door wedertewerkstelling of ontslag, te komen. Indien HDV dusdanig ontevreden was over het functioneren van werkneemster, had het op haar weg gelegen om stappen te nemen teneinde de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Volgt toewijzing van de gevorderde wedertewerkstelling.