Naar boven ↑

Rechtspraak

Vision Gallery B.V./ A. c.s.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 11 december 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:8197

Vision Gallery B.V./ A. c.s.

Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in procedure over schending concurrentie- en geheimhoudingsbeding door twee voormalig werknemers wordt verwezen naar kamer voor kantonzaken.

Werknemers A en B zijn in dienst geweest van Vision Galery. Het verzoek van Vision Gallery strekt ertoe dat de rechtbank op grond van artikel 186 lid 1 Rv een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. Vision Gallery legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij gegronde redenen heeft te vermoeden dat A en B toerekenbaar tekort zijn geschoten in de verplichtingen uit de met hen gesloten arbeidsovereenkomst, dan wel dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens Vision Gallery. In het bijzonder zouden A en B non-concurrentiebepalingen en geheimhoudingsafspraken hebben geschonden. Vision Gallery houdt A en B dan ook aansprakelijk voor verbeurde boetes, dan wel voor de door hen geleden schade.

De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 187 lid 1 Rv bepaalt dat een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor wordt gedaan aan de rechter die bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen. Blijkens die bepaling wordt, indien de zaak bij de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, het verzoek gedaan aan de kantonrechter. Gelet op hetgeen Vision Gallery aan haar verzoek ten grondslag legt, is de rechtbank voorshands van oordeel dat de onderhavige zaak moet worden aangemerkt als een zaak die, onder andere, een arbeidsovereenkomst betreft. Op grond van het bepaalde in de artikelen 93 aanhef en onder c en 94 lid 2 Rv is dan de kantonrechter de bevoegde rechter om de zaak te behandelen en te beslissen. Op de voet van artikel 71 lid 2 Rv wordt de zaak verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.