Rechtspraak
CDF Trading B.V./werknemerRechtbank Amsterdam, 7 november 2014
CDF Trading B.V./werknemer
Werknemer is op 1 augustus 2009 in dienst getreden van Lippoel Leaf, de rechtsvoorganger van Hail & Cotton. Hail & Cotton, CDF, CDF International en CDF Domitab S.A. zijn werkmaatschappijen van het concern Hail & Cotton International Group. Aan werknemer is op 11 juni 2013 aangeboden dat hij werkzaamheden in de Dominicaanse Republiek kan verrichten. Hij heeft het aanbod aanvaard en is met zijn gezin naar de Dominicaanse Republiek verhuisd. Ingaande 1 september 2013 is door CDF International een consultancyovereenkomst gesloten met werknemer waarbij is opgenomen dat hij consultancywerkzaamheden zou verrichten in de Dominicaanse Republiek. Per 31 augustus 2014 is de consultancyovereenkomst opgezegd. In kort geding zijn CDF en Hail & Cotton hoofdelijk veroordeeld tot wedertewerkstelling van werknemer en tot doorbetaling van zijn loon. CDF verzoekt voorwaardelijke ontbinding. CDF betoogt dat de uitzending naar de Dominicaanse Republiek op basis van een overeenkomst van opdracht was. Deze overeenkomst is met inachtneming van de geldende opzegtermijn opgezegd. Werknemer stelt dat hij nog steeds in dienst is en dat de consultancyovereenkomst een voortzetting van de dienstbetrekking is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op het voorwaardelijke karakter van het verzoek geldt als uitgangspunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. CDF wordt niet gevolgd in haar verwijt dat werknemer, gelet op hetgeen partijen hebben besproken voorafgaande aan de uitzending naar de Dominicaanse Republiek, zich niet op het standpunt behoorde te stellen dat er sprake is van een (voortzetting van een) arbeidsovereenkomst tussen partijen. Met werknemer wordt geoordeeld dat uit niets blijkt dat hem duidelijk is gemaakt dat de voordien bestaande arbeidsovereenkomst door aanvaarding van de consultancy agreement zou eindigen. Gelet op de gevolgen van beëindiging van een vast dienstverband, had het op de weg van de werkgever gelegen om zich ervan te vergewissen of werknemer die overzag en aanvaardde. Werknemer heeft niet verwijtbaar en zelf voor CDF onvoorzienbaar gehandeld door zich na de beëindiging van zijn werkzaamheden in de Dominicaanse Republiek te beroepen op zijn rechten als werknemer. Dat sprake is van disfunctioneren door werknemer, is onvoldoende onderbouwd. Door de overeenkomst(en) met werknemer van de ene op de andere dag te beëindigen en haar verplichtingen als werkgever jegens hem niet langer na te komen heeft CDF ernstig verwijtbaar gehandeld. CDF heeft onvoldoende onderbouwd dat er voor werknemer geen passende functie beschikbaar is en dit is, gelet op de omvang van het concern waartoe zij behoort, ook niet aannemelijk. Nu sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Ten aanzien van de vergoeding wordt overwogen dat CDF in ernstige mate tekort is geschoten om als een goed werkgever te handelen. Geoordeeld wordt dat het loon van € 4.268,60 per maand als bruto loon moet worden aangemerkt. De vergoeding wordt vastgesteld op € 44.636 bruto (C=3).